31 mars 2021

Dient er een vermelding te worden gemaakt in het commissarisverslag indien de uiteindelijke begunstigden werden geregistreerd in het UBO-register maar werden opgenomen onder de verkeerde categorie?

 

  1. De volgende situatie wordt beschreven:

     

    In navolging van advies 2019/02 betreffende verificatie van het UBO-register – opdracht van de commissaris en impact op het commissarisverslag, heb ik volgende vraag:

     

    De uiteindelijke begunstigden zijn geregistreerd in het UBO-register, en geverifieerd aan de hand van de benodigde onderbouw. Wij zijn echter van mening dat deze opgenomen dienen te worden onder een andere categorie.

    De onderneming in kwestie verkiest deze liever niet te wijzigen, indien dat niet noodzakelijk is.

     

    Dienen wij hiervan een vermelding te maken in het commissarisverslag, of overstijgt het verifiëren van de correcte categorie de reikwijdte van de controle?

     

  2. Bij het antwoorden op deze vraag, gaat het ICCI uit van de volgende situatie: sommige uiteindelijke begunstigden zijn geregistreerd in een verkeerde categorie van het UBO-register zoals gespecifieerd in artikel 4, 27°, tweede lid van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.

     

  3. Om deze vraag te beantwoorden, verwijst het ICCI naar artikel 1:35 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna “WVV”), dat het volgende bepaalt:

     

    Vennootschappen en rechtspersonen moeten toereikende, accurate en actuele informatie inwinnen en bijhouden over hun uiteindelijke begunstigden. De inlichtingen betreffen ten minste de naam, geboortedatum, nationaliteit en adres van de uiteindelijke begunstigden evenals, wanneer het een vennootschap betreft, de aard en omvang van het door hen gehouden economisch belang. De uiteindelijke begunstigde verstrekt aan de vennootschap of rechtspersoon waarvan hij de begunstigde is alle informatie die deze vennootschap en rechtspersoon nodig heeft om aan de vereisten bedoeld in dit lid te voldoen.

    Het bestuursorgaan maakt de in het vorige lid bedoelde informatie binnen de maand via elektronische weg over aan het Register van uiteindelijke begunstigden (UBO), opgericht door artikel 73 van voornoemde wet, op de wijze bepaald door artikel 75 van dezelfde wet.

    De informatie over de uiteindelijke begunstigde, bedoeld in het tweede lid, wordt, naast de informatie over de juridische eigenaar, aan de onderworpen entiteiten, bedoeld in artikel 5, § 1, van voornoemde wet, verstrekt wanneer deze entiteiten cliëntonderzoeksmaatregelen toepassen overeenkomstig boek II, titel 3, van dezelfde wet.”

     

    De bijkomende norm (herziene versie 2020) bij de in België van toepassing zijnde internationale auditstandaarden (ISA’s)( [1] ), geeft de volgende definitie van het WVV:

     

    “Wetboek van vennootschappen en verenigingen” of “WVV”: hieronder wordt tevens begrepen de wet- en regelgeving die verwijst naar de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;”  

     

  4. Artikel 3, §1, 11° van het koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register bepaalt het volgende:

     

    Met toepassing van artikelen 75 van de wet van 18 september 2017 en 1:35 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, delen alle informatieplichtigen, die een vennootschap zijn, aan het register de volgende informatie over elk van hun uiteindelijke begunstigden mee: (…)

    11° de categorie(ën) van personen bedoeld in artikel 4, 27°, tweede lid, a), van de wet van 18 september 2017, waartoe hij behoort; (…)

     

  5. Gelet op het voorgaande, is het ICCI van oordeel dat de inschrijving van een uiteindelijke begunstigde in de verkeerde categorie van het UBO-register een overtreding uitmaakt van artikel 1:35 van het WVV, aangezien het voormeld artikel 3 uitdrukkelijk verwijst naar artikel 1:35 van het WVV.

 

De werkzaamheden van de commissaris in dit kader zijn geregeld in paragraaf 104 van het ontwerp van bijkomende norm:

 

Indien de commissaris kennis heeft van een kennelijke inconsistentie die een geval van niet-naleving van artikel 1:35 WVV uitmaakt of indien het UBO-register niet werd ingevuld, dient hij, overeenkomstig paragraaf 101, na te gaan of de openbaarmaking van dit geval van niet-naleving onverantwoorde schade kan berokkenen, met name indien na een gesprek met het bestuursorgaan deze laatste de gepaste maatregelen heeft genomen om de aldus ontstane toestand te herstellen. Indien hij, na onderzoek, van oordeel is dat de niet-naleving openbaar dient te worden gemaakt, dient hij het geval van niet-naleving in de sectie “Andere vermeldingen” te vermelden.”.



([1]) Cf.