7 décembre 2021

Op welke wijze dient het materialiteitsbegrip te worden benaderd ingeval van bijzondere opdrachten inzake omzetting en ontbinding, en meer in het bijzonder de benadering van de treshold (materialiteitsniveau voor manifest niet van materieel belang zijnde afwijkingen)?

 

  1. De volgende situatie wordt beschreven:

     

    Op welke wijze dient het materialiteitsbegrip te worden benaderd ingeval van bijzondere opdrachten inzake omzetting en ontbinding, en meer in het bijzonder de benadering van de treshold (materialiteitsniveau voor manifest niet van materieel belang zijnde afwijkingen) in dergelijke dossiers?

     

    Dienen wij de treshold op dezelfde wijze te benaderen als voor een auditmandaat (binnen ons kantoor wordt 5% van algeheel materialiteitsniveau als standaard voorgesteld) of bestaat er een specifieke bepaling in functie van bijzondere opdrachten? Indien de treshold op dezelfde wijze wordt bepaald als in auditmandaten, hoe dienen wij dit toe te passen op de resultatenrekening ingeval van ontbinding daar in deze bijzondere opdracht normaliter sprake zal zijn van belangrijke mutaties in de resultaten?

     

  2. Het ICCI wenst aan te geven dat het bepalen van het materialiteitsniveau steeds het toepassen van professionele oordeelsvorming inhoudt van de beroepsbeoefenaar en wordt beïnvloed door de perceptie van de beroepsbeoefenaar van de algemene informatiebehoeften van de beoogde gebruikers als een groep, en dit ook ingeval van bijzondere opdrachten inzake omzetting en ontbinding.

     

    Over het algemeen worden afwijkingen, met inbegrip van weglatingen, afzonderlijk of gezamenlijk, van materieel belang geacht indien daarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij een invloed hebben op de economische beslissingen die gebruikers op basis van de informatie over het onderzoeksobject.

     

    Professionele oordeelsvormingen over materialiteit worden in het licht van de gegeven omstandigheden gevormd, maar worden niet door het niveau van zekerheid beïnvloed, althans voor dezelfde beoogde gebruikers en voor hetzelfde doel. Het bepalen van de materialiteit bij een opdracht met een redelijke mate van zekerheid gebeurt derhalve op dezelfde manier als bij een opdracht met een beperkte mate van zekerheid omdat materialiteit wordt gebaseerd op de informatiebehoeften van de beoogde gebruikers.

     

    Wat de opmerking over het materialiteitsniveau voor manifest niet van materieel belang zijnde afwijkingen betreft, zou het ICCI toch eraan willen herinneren, naar analogie met de ISA’s, dat de beroepsoefenaar tijdens zijn opdracht de geïdentificeerde afwijkingen dient te accumuleren, met uitzondering van afwijkingen die duidelijk triviaal zijn.  De bepaling van afwijkingen die duidelijk triviaal zijn is een optie en geen verplichting.

     

     

  3. Uit het voorgaande volgt dat het ICCI van oordeel is dat het materialiteitsniveau voor manifest niet van materieel belang zijnde afwijkingen ingeval van bijzondere opdrachten inzake omzetting en ontbinding op dezelfde wijze dient te worden benaderd als het materialiteitsniveau voor een auditmandaat.

     

  4. Als antwoord op de laatste vraag, wenst het ICCI op te merken dat de beroepsbeoefenaar het materialiteitsniveau dient te herzien wanneer hij tijdens de controle kennis heeft gekregen van informatie op grond waarvan hij initieel een ander bedrag (of bedragen) zou hebben bepaald.

     

    Indien de beroepsbeoefenaar op basis van zijn professionele oordeelsvorming en zijn professioneel-kritische ingesteldheid van oordeel is dat in de bijzondere opdracht van ontbinding sprake is van belangrijke mutaties in de resultatenrekening, kan hij gebruik maken van de uitvoeringsmaterialiteit en zo de bedragen in de resultatenrekening in voorkomend geval op een lager materialiteitsniveau dan voor de financiële overzichten als geheel vaststellen om de waarschijnlijkheid dat het totaal van niet-gecorrigeerde en niet-gedetecteerde afwijkingen het materialiteitsniveau voor de financiële overzichten als geheel overschrijdt, tot een passend laag niveau terug te brengen.

     

  5. Volledigheidshalve verwijst het ICCI nog voor de bijzondere opdrachten inzake omzetting en ontbinding naar de respectievelijke normen inzake het verslag op te stellen bij de omzetting van een vennootschap [1] ) en normen inzake de controle bij het voorstel tot ontbinding van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid .

 

Gelieve te noteren dat, overeenkomstig artikel 31 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, de Raad van het IBR een ontwerp van Norm inzake de opdracht van de beroepsbeoefenaar bij de omzetting van een entiteit ter openbare raadpleging tot en met 18 december 2021 heeft voorgelegd. Deze ontwerpnorm, die nadere bepalingen omtrent de materialiteit in het kader van de omzetting bevat, werd uitgewerkt samen met het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants (ITAA). De aan openbare raadpleging voorgelegde ontwerpnorm zal pas in werking treden na goedkeuring door zowel de Hoge Raad voor de Economische Beroepen als de minister van Economie. In de hiërarchie der normen, heeft een wet echter voorrang op een beroepsnorm. Om de bedrijfsrevisoren in deze situatie te leiden, raadt de Raad van het IBR aan om de aan openbare raadpleging voorgelegde ontwerpnorm anticipatief te hanteren bij het opstellen van de verslagen inzake deze opdracht.