7 mars 2024

  1. De volgende situatie wordt beschreven:

In het kader van de internationalisering van zakendoen van het cliënteel en de zorgvuldigheid van de bedrijfsrevisor - commissaris voor de toepassing van de antiwitwaswetgeving (hierna: “AWW”) de volgende vraagstellingen:

  1. een Belgisch bedrijf heeft klanten in landen met verhoogd risico. De vorderingen worden betaald vanuit deze buitenlandse bankrekening naar de Belgische bankrekening van het bedrijf. Kan er advies gegeven worden of en in welke mate het Belgisch bedrijf maatregelen of procedures dient te organiseren in het kader van AWW, en op welke wijze dient de commissaris hiermee om te gaan?
  2. zelfde vraag als vraag 1, doch het Belgisch bedrijf heeft een dochteronderneming opgericht in een land met verhoogd risico.

 

  1. Bij het antwoorden op de vraagstellingen, gaat het ICCI ervan uit dat – bij gebrek aan details in de situatieschets – het Belgisch bedrijf in kwestie geen “onderworpen entiteit” is als bedoeld in artikel 5, §§ 1 en 4 van de AWW.

     

    Volledigheidshalve wenst het ICCI tevens de aandacht te vestigen op wat wordt bedoeld met “landen met verhoogd risico”, met name:

    -            derde landen met een hoog risico zoals gedefinieerd in art. 4, 9° van de AWW ( [1] ); en

    -            elk ander land dat de onderneming in het kader van haar eigen risicobeoordeling beschouwt als een hoog risico op het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (hierna: “WG/FT”) ( [2] ).

     

  2. Wat de eerste vraag betreft, kan het ICCI antwoorden dat de AWW geen verplichtingen oplegt aan entiteiten die niet aan de AWW onderworpen zijn, behoudens de beperking van het gebruik van contanten (cf. art. 66-67 AWW).

     

    Bijgevolg is het ICCI van oordeel dat het Belgisch bedrijf in kwestie – tenminste als zij geen entiteit is die aan de AWW onderworpen is – in beginsel niet verplicht is om maatregelen te nemen en procedures te organiseren wanneer zij klanten heeft in landen met een verhoogd risico.

    Uiteraard heeft de onderneming er wel alle belang bij om interne procedures te hebben die haar in staat stellen om betrokkenheid bij WG/FT te voorkomen, en als de commissaris van oordeel is dat deze procedures effectief zijn, mag hij zijn waakzaamheidsniveau niet tot het maximum verhogen; maar dit houdt geen wettelijke verplichting in.

    Inzake de wijze waarop de commissaris hiermee dient om te gaan, kan het ICCI verwijzen naar de ICCI-Handleiding interne procedures in toepassing van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten ( [3] ) (hierna: “ICCI-Handleiding interne procedures inzake witwassen”), die in punt 7.4.3. aangeeft dat het bedrijfsrevisorenkantoor / commissaris in situaties met een hoger risico maatregelen van verhoogde waakzaamheid dient toe te passen, zoals gedefinieerd in hoofdstuk 9 van de handleiding.

    Vervolgens wordt in de ICCI-Handleiding interne procedures inzake witwassen als voorbeeld aangehaald dat deze maatregelen van verhoogde waakzaamheid, onder andere, in het volgende geval dienen te worden toegepast “indien een onderneming zaken doet met een natuurlijke persoon of een juridische entiteit welke zich bevindt in een derde land met een hoog risico”.

    Bovendien wenst het ICCI in herinnering te brengen dat moet worden gecontroleerd of verrichtingen of transacties tussen een klant en één van zijn zakenrelaties in een land met een hoog risico ( [4] ) een duidelijk economisch of rechtmatig doel hebben (bijv. het daadwerkelijk verlenen van diensten of leveren van goederen). Een ontvangen betaling moet dus altijd overeenkomen met een naar behoren opgestelde factuur en een daadwerkelijk verleende dienst of geleverd goed.

     

  3. Daarenboven wenst het ICCI te verwijzen naar hoofdstuk 10 van de voormelde ICCI-Handleiding interne procedures inzake witwassen dat voorbeelden geeft van mogelijke aanwijzingen van het bestaan van een atypische verrichting, waaronder de volgende:

    Ten aanzien van cliënten met een verhoogd risico, moet bovendien bijzondere aandacht besteed worden aan de volgende verrichtingen:

    • belangrijke bancaire verrichtingen met het buitenland die niet in overeenstemming zijn met de kennis die men heeft betreffende de activiteiten van de cliënt;
    • bankrekening, rekeningen van cliënten, leveranciers of andere rekeningen van derden die onbetaald zijn of waar gedurende lange tijd geen beweging gebeurt.

       

      De wijze waarop de commissaris met een dergelijke vaststelling van een atypische verrichting dient om te gaan, wordt beschreven in punt 10.3 van de ICCI-Handleiding interne procedures inzake witwassen.

       

  4. Ten slotte wenst het ICCI tevens te verwijzen naar het voorbeeld van bevestigingsbrief - jaarrekening van het ICCI ( [5] ), waar de volgende paragraaf inzake het witwassen van geld is opgenomen: 

    Wij hebben geen kennis van inbreuken op de wetgeving inzake de strijd tegen het witwassen van geld (wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten).

    Naar ons best vermogen en te goeder trouw bevestigen wij dat, voor het boekjaar afgesloten op [datum] en tot de datum van deze brief: (…)

    • er geen transacties hebben plaatsgevonden waarbij geld van derden werd overgemaakt via bankrekeningen van onze vennootschap;
      • er geen transacties hebben plaatsgevonden met entiteiten of personen geregistreerd in landen die worden gekwalificeerd als derde landen met een hoog risico zoals gedefinieerd in artikel 4, 9° van de wet van 18 september 2017 [, met uitzondering van: ... ] We verwijzen naar de lijst van landen met een hoog risico die geraadpleegd kan worden op de website van de FOD Financiën; (…)”.

         

  5. Als antwoord op de tweede vraag, kan het ICCI wederom verwijzen naar de ICCI-Handleiding interne procedures inzake witwassen, die in punt 7.6 voorbeelden geeft van risicoverhogende factoren m.b.t. witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Dit punt verwijst op haar beurt naar bijlage A10, die in punt 2. d) aangeeft dat één van de belangrijkste risicofactoren waarmee een bedrijfsrevisor-commissaris rekening moet houden de volgende is: “bedrijven van cliënten met een aanzienlijk deel van hun activiteiten of met belangrijke dochterondernemingen in landen met een groter geografisch risico;”.

     

    Voor de te nemen maatregelen van verhoogde waakzaamheid door de commissaris, verwijst het ICCI wederom naar punt 7.4.3. juncto hoofdstuk 9 van de ICCI-Handleiding interne procedures inzake witwassen.

    Vervolgens wenst het ICCI erop te wijzen dat de commissaris zich ervan dient te vergewissen dat zijn cliënt de dochteronderneming opgericht in een land met verhoogd risico niet gebruikt:

    -          voor WG/FT-doeleinden; en/of

    -          om transacties uit te voeren die verboden zijn door internationale sancties. 

    Bij wijze van voorbeeld kan de commissaris in casu nagaan of de buitenlandse dochteronderneming wel degelijk legaal bestaat, of zij wordt bestuurd door personen die geen WG/FT-risico’s inhouden, of haar activiteit wettig volgens de Belgische wetgeving is, of haar recente jaarrekeningen aantonen dat de financiering die de cliënt van de commissaris ter beschikking stelt (kapitaal, leningen) op een normale manier wordt aangewend door de dochteronderneming, enz.

     

  6. Tot slot herinnert het ICCI aan punt 9.4 van de ICCI-Handleiding interne procedures inzake witwassen, dat het volgende bepaalt:

     

    Indien niet kan voldaan worden aan de vereisten inzake de identificatie en verificatie van de identiteit van de cliënt, de bepaling van de aard van de zakelijke relatie of de doorlopende waakzaamheid mag geen zakelijke relatie worden aangaan of verder gezet, noch een verrichting voor de (potentiële) cliënt worden uitgevoerd.”

     

    *****

     

    Sleutelwoorden: anti-witwaswet, landen met verhoogd risico, commissaris

    Mots-clés : loi anti-blanchiment, pays à haut risque, commissaire


    ( [1] ) Dit zijn namelijk drie landen op de zwarte lijst van de FATF en 26 op de grijze lijst van de FATF; alsmede 27 op de EU-lijst (cf. Landen met een hoog risico | FOD Financiën (belgium.be)).

    ( [2] ) Zie meer bepaald punt 9.2.2.3 van de ICCI-Handleiding interne procedures in toepassing van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (https://www.icci.be/nl/adviezen/advies-detail-page/handleiding-interne-procedures-inzake-antiwitwassen).

    ( [3] ) https://www.icci.be/nl/adviezen/advies-detail-page/handleiding-interne-procedures-inzake-antiwitwassen.

    ( [4] ) Merk hierbij evenwel op dat het hier een courante verrichtingen of transacties betreffen, die niet als atypisch moeten worden beschouwd omdat dit wordt behandeld onder randnummer 5 van het antwoord. 

    ( [5] ) https://doc.icci.be/nl/Documents/publicaties/modeldocumenten/Bevestigingsbrieven/2020-03-24-NL-bevestigingsbrief-jaarrekening-2020-UPDATE.docx