27 avril 2021

Welke financiële informatie (en in welke vorm) dient er aan de Belgische ondernemingsraad  opgericht in de vorm van een technische bedrijfseenheid te worden bezorgd in het kader van de toepassing van artikel 15bis van de wet van 20 september 1948 en vervolgens van artikel 3:83 WVV?

 

  1. De volgende situatie wordt beschreven:

     

    Bij de recente sociale verkiezingen van 2020 werd in België een OR verkozen en geïnstalleerd, omwille van het feit dat er in België één technische bedrijfseenheid (TBE) bestaat, waarin gemiddeld meer dan honderd werknemers worden tewerkgesteld.

     

    Er is voor het overige niets in België (geen juridische entiteit, noch een vaste inrichting of een bijkantoor, noch zijn er kantoren of personen met de hoedanigheid of bevoegdheid om namens de onderneming te onderhandelen of overeenkomsten uit te voeren). Er wordt geen aparte boekhouding gevoerd op het niveau van de TBE, noch is er een analytische boekhouding op het niveau van de TBE. Alle administratieve en managementtaken voor de Belgische werking worden uitsluitend uitgevoerd op de hoofdzetel van de vennootschap, die zich bevindt in een Europese lidstaat.

     

    De taak van de bedrijfsrevisor die wordt aangesteld cf art 3:83 Wetboek van vennootschappen en verenigingen heeft o.a als taak verslag uit te brengen bij de ondernemingsraad over de jaarrekening en over het jaarverslag overeenkomstig artikelen 3:74 en 3:75 (Art 3:83 1°).

     

    Welke financiële informatie (en in welke vorm) dient er aan de Belgische ondernemingsraad (OR), welke is opgericht in de vorm van een technische bedrijfseenheid, te worden bezorgd in het kader van de toepassing van art. 15bis van de wet van 20 september 1948 en vervolgens art 3:83 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen?

     

    Concreet, volstaat het om de geconsolideerde cijfers vanuit het buitenland (jaarrekening en eventueel jaarverslag) aan de OR te bezorgen of bestaat er toch een wettelijke verplichting om ook specifieke, afzonderlijke cijfers over België, op het niveau van de technische bedrijfseenheid, te rapporteren gegeven het feit dat er geen afzonderlijke Belgische boekhouding wordt gevoerd? Zo ja, hoe gedetailleerd moeten deze cijfers zijn en in welke vorm? Is financiële informatie dan enkel beperkt tot de personeelskosten? Onder welke vorm dient dan het verslag van de bedrijfsrevisor te worden opgesteld mbt deze financiële informatie?”

     

  2. Als antwoord op deze vraag verwijst het ICCI eerst naar artikel III.82 van het Wetboek van Economisch Recht (WER), dat het volgende bepaalt:

     

    § 1. De volgende ondernemingen ( [1] ) zijn boekhoudplichtig :

    (...)

       3° iedere onderneming met in België gevestigde bijkantoren of centra van werkzaamheden;

    (...)

       Voor de boekhoudplichtige ondernemingen bedoeld in het eerste lid, 3°, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk alleen van toepassing op hun in België gevestigde bijkantoren en centra van werkzaamheden met dien verstande dat hun gezamenlijke bijkantoren en centra van werkzaamheden in België als één boekhoudplichtige onderneming worden beschouwd.

       § 2. Elke boekhoudplichtige onderneming voert een voor de aard en de omvang van haar bedrijf passende boekhouding en neemt de bijzondere wetsvoorschriften betreffende dat bedrijf in acht.”.

     

    Krachtens de artikelen 2:24, § 3, 2° en 3:20, § 1, eerste en tweede lid WVV dient elke buitenlandse vennootschap, die een bijkantoor heeft in België, jaarlijks, binnen een maand volgend op de algemene vergadering en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar, de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening volgens de bepalingen van paragraaf 1, 7°, en paragraaf 2, 8° WVV neer te leggen. Voor meer informatie en bevestiging dienaangaande, verwijst het ICCI eveneens naar de CBN-adviezen 2018/06 ( [2] ) en 2019/02 ( [3] ).

     

    Vervolgens verwijst het ICCI naar artikel 14, § 1, 1° van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven (hierna “wet van 20 september 1948”), dat de notie “onderneming” als volgt definieert: “de technische bedrijfseenheid, bepaald (in het kader van deze wet) op grond van de economische en sociale criteria; in geval van twijfel primeren de sociale criteria.”.

     

    Op basis van het voorgaande lijkt het het ICCI onmogelijk dat een technisch bedrijfseenheid (hierna: “TBE”) niet afhankelijk zou zijn van een rechtspersoonlijkheid, waarschijnlijk een vennootschap naar buitenlands recht in de beschreven situatie.

     

    Artikel III.82 WER maakt duidelijk dat de in België gevestigde bijkantoren van de buitenlandse groep in kwestie als één boekhoudplichtige onderneming worden beschouwd, dat zij samen boekhoudplichtig zijn en een voor de aard en de omvang van haar bedrijf passende boekhouding dient te voeren ( [4] ). Het lijkt het ICCI derhalve weinig waarschijnlijk dat er geen aparte boekhouding zou worden gevoerd op het niveau van de TBE, noch dat er een analytische boekhouding zou zijn op het niveau van de TBE.

     

    Daarenboven dient, conform de artikelen 2:24, § 3, 2° en 3:20, § 1, eerste en tweede lid WVV, alsook CBN-adviezen 2018/06 en 2019/02, de (aparte) jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening te worden neergelegd

     

  3. Artikel 17, tweede lid, 2°, 4° en derde lid van het koninklijk besluit van 27 november 1973 houdende reglementering van de economische en financiële inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraden (hierna “KB van 27 november 1973”), stelt:

     

    De bescheiden die betrekking hebben op de jaarlijkse voorlichting worden aan de leden van de ondernemingsraad overgemaakt ten minste vijftien dagen voor de vergadering belegd om deze voorlichting te onderzoeken.

      De documenten bevatten ten minste :

    (...)

      2° een exemplaar van de balans, van de winst- en verliesrekening, de bijlage, het jaaroverzicht, en, eventueel van het rapport van de revisor.

    (...)

      4° een exemplaar van de geconsolideerde jaarrekening, wanneer de onderneming consolidatieplichting is. Heeft de onderneming gebruik gemaakt van artikel 8 van het koninklijk besluit d.d. 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de onderneming, dan heeft de vrijstelling van consolidatieplicht waarin genoemd artikel voorziet geen uitwerking ten aanzien van de ondernemingsraad; in dat geval mag de aan de ondernemingsraad mede te delen geconsolideerde toelichting worden beperkt tot de posten I tot VI,X,XII tot XIV, A en B, en XV tot XVII van de lijst in artikel 69 van genoemd koninklijk besluit.

      Van de verplichting die volgt uit de tweede volzin van het tweede lid, 4° kan evenwel worden afgeweken als de ondernemingsraad oordeelt dat het doel van artikel 3 wordt bereikt door de mededeling van een geconsolideerde jaarrekening met toepassing van artikel 21 dan wel door de mededeling van andere inlichtingen die hij gelijkwaardig acht. Als de ondernemingsraad het niet eens wordt, kan een afwijking worden toegestaan volgens de procedure van artikel 28.

     

    De ondernemingsraad van het bijkantoor heeft recht op de jaarrekening van de buitenlandse vennootschap, in de vorm waarin deze jaarrekening is opgemaakt, gecontroleerd en openbaar gemaakt in het buitenland ( [5] ).

     

    Inzake het overmaken aan de ondernemingsraad van de (aparte) jaarrekening van de TBE in België (i.e.exemplaar van de balans, van de winst- en verliesrekening, de bijlage” conform art. 17, tweede lid, 2° KB 27 november 1973), is het ICCI van oordeel dat dit verplicht is en hiervan niet kan worden afgeweken. Bevestiging hiervan wordt gegeven in voormeld CBN-advies 2019/02, randnummer 56, tweede lid.

     

  4. Inzake het overmaken aan de ondernemingsraad van een exemplaar van de geconsolideerde jaarrekening, is dit afhankelijk van het gegeven of de ondernemingsraad in casu al dan niet een akkoordverklaring conform artikel 17, derde lid van het KB van 27 november 1973 zou hebben gegeven op de installatievergadering dat de geconsolideerde cijfers op het niveau van de groep zullen worden verstrekt aan de ondernemingsraad ( [6] ). Het ICCI meent dat het duidelijk moet zijn dat dit akkoord er effectief is. Het lijkt het ICCI daarvoor noodzakelijk dat dit akkoord expliciet uit de notulen van de ondernemingsraad blijkt en dat er een beroep wordt gedaan op de vijstellingsmogelijkheid van artikel 17, derde lid van het KB van 27 november 1973.

     

  5. Samengevat is het ICCI van oordeel dat het niet volstaat om de geconsolideerde cijfers vanuit het buitenland (jaarrekening en eventueel jaarverslag) aan de ondernemingsraad te bezorgen en dat er in casu zoals reeds aangehaald wel degelijk een verplichting bestaat om ook specifieke, afzonderlijke cijfers over België, op het niveau van de TBE, te rapporteren.

 

Voor de mate van detaillering van deze cijfers en de vorm waarin deze cijfers dienen te worden gerapporteerd, verwijst het ICCI naar CBN-advies 2019/02, en meer bepaald de titels V t.e.m. VII. Voor de vorm van het verslag van de bedrijfsrevisor ( [7] ) mbt deze financiële en economische informatie (EFI), verwijst het ICCI integraal naar de IBR-normen betreffende de opdracht van de bedrijfsrevisor bij de ondernemingsraad, alsmede naar de door het IBR, in samenwerking met vertegenwoordigers van het VBO en de werknemersorganisaties ABVV, ACLVB en ACV, uitgegeven brochure met 24 praktische tips voor een optimale relatie tussen de ondernemingsraad en de bedrijfsrevisor.



( [1] ) Art. I.1, eerste lid, 1° WER definieert “onderneming” als volgt:

elk van volgende organisaties :

   (a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;

   (b) iedere rechtspersoon;

   (c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.”.

( [2] ) CBN-advies 2018/06 - Belgische bijkantoren van vennootschappen naar buitenlands recht: toepassing van het Belgisch boekhoudrecht - begrip “bijkantoor”.

( [3] ) CBN-advies 2019/02 – Belgische bijkantoren van vennootschappen naar buitenlands recht: eigen boekhoudkundige verplichtingen.

( [4] ) Cf. voor bevestiging dienaangaande: CBN-advies 2019/02, randnrs. 3-4:

3. Voor vennootschappen naar buitenlands recht is het Belgisch boekhoudrecht enkel van toepassing “op hun in België gevestigde bijkantoren” (art. 1.5, tweede lid WER). Het geheel van hun bijkantoren wordt in boekhoudrechtelijke zin als één onderneming beschouwd.

Ze vormen dus boekhoudkundig (maar niet juridisch) een afzonderlijke entiteit, te onderscheiden van de boekhoudkundige (en juridische) entiteit van de vennootschap naar buitenlands recht (hierna: het moederbedrijf).

4. De Belgische bijkantoren van de vennootschappen naar buitenlands recht zijn dan ook onderworpen aan de vereisten van het Belgisch gemeen boekhoudrecht. Ze dienen hierbij de bepalingen na te leven van het Wetboek van economisch recht (hierna: WER), van de uitvoeringsbesluiten, van het Wetboek van Vennootschappen (hierna: W.Venn.) [huidig WVV] en van het koninklijk uitvoeringsbesluit ervan (hierna: KB W.Venn.) [huidig KB/WVV].”.

( [5] ) IBR, Vademecum Deel I: Rechtsleer, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2009, 593.

( [6] ) Voor een analoog standpunt van het ICCI, cf.  

( [7] ) De bedrijfsrevisor kan een afzonderlijke verklaring afgeven over de rekeningen van het bijkantoor, geïnspireerd op het eerste deel van de standaard commissarisverklaring. Hij kan er ook voor opteren om in zijn certificeringsverslag over de economische en financiële informatie zelf een afzonderlijk onderdeel in te lassen met zijn verklaring over de rekeningen van het bijkantoor (IBR, Vademecum Deel I: Rechtsleer, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2009, 594).

 

______________________________

Disclaimer : Bien que le Centre d’Information du Révisorat d’Entreprises (ICCI) s’entoure des compétences voulues et traite les questions reçues avec toute la rigueur possible, il ne donne aucune garantie quant aux réponses qu’il formule et n’assume aucune responsabilité, ni contractuelle, ni extra-contractuelle, pour l’éventuel dommage qui pourrait résulter d’erreurs de fait ou de droit commises dans le cadre des réponses et informations données. La réponse est uniquement reprise dans la langue de l’auteur de la question. Le lecteur, et en général l’utilisateur d’une réponse, reste seul responsable de l’usage qu’il en fait.