20 december 2013
Naar aanleiding van de overgangsmaatregel overeenkomstig artikel 537 WIB92 zou een NV beslissen tot kapitaalverlaging van de geïncorporeerde reserves om ze vervolgens voor 90 % terug in te brengen als kapitaalverhoging. Krachtens artikel 613 van het Wetboek van vennootschap dient een wachttermijn van twee maanden te worden gerespecteerd. Nu is de vraag of deze wachttermijn dient te worden nageleefd of kan er worden geargumenteerd om onmiddellijk over te gaan tot de kapitaalverlaging gezien er onmiddellijk een kapitaalverhoging op volgt. Zou u ons daar verder bij kunnen helpen?
Als antwoord op de vraag dient het ICCI eerst te verduidelijken dat het garantierecht van de “oude” schuldeisers [1] zoals geformuleerd in artikel 613 van het Wetboek van vennootschappen de kapitaalvermindering als zodanig niet tegenhoudt [2]. Er mag dus onmiddellijk worden overgegaan tot de kapitaalvermindering. Wel is het zo dat het garantierecht op straffe van verval moet worden uitgeoefend binnen de twee maanden ná de bekendmaking van de kapitaalvermindering in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.
Slechts in het geval dat de “oude” schuldeisers die binnen voormelde termijn hebben geageerd, geen voldoening zouden hebben gekregen tenzij hun aanspraak op zekerheidsstelling door een uitvoerbare rechterlijke beslissing zou zijn afgewezen, kan de kapitaalvermindering niet worden uitgevoerd (art. 613, vierde lid W. Venn.) (i.e. schorsing van de uitvoering van de kapitaalvermindering lopende de procedure) [3]. Dit betekent dat er zolang geen uitkering of terugbetaling aan de aandeelhouders kan worden gedaan en geen vrijstelling van de volstortingsplicht kan worden verleend.
De termijn van twee maanden na de bekendmaking moet worden in acht genomen vooraleer aan de kapitaalvermindering gevolg te geven [4]. Tot die termijn is afgelopen bestaat de vordering van de aandeelhouders tot uitkering of terugbetaling onder de opschortende voorwaarde dat geen enkele schuldeiser zijn garantierecht uitoefent [5]. Wordt toch voortijdig tot terugbetaling overgegaan, dan doet dit afbreuk aan de rechten van de schuldeisers, met bestuurdersaansprakelijkheid tot gevolg. Voor de vennootschap bestaat een vordering wegens onverschuldigde betaling [6]. Op de onmogelijkheid tot voortijdige uitkering bestaat een logische uitzondering indien de schuldeisers afstand doen van de termijn [7]. (H. Braeckmans en R. Houben, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, p. 644-645, nr. 1199-1200).
[1] Dit zijn de schuldeisers wier vordering is ontstaan vóór de bekendmaking van de kapitaalvermindering (art. 613, eerste lid W. Venn.).
[2] Kh. Eupen 18 januari 1991, R.P.S. 1991, nr. 6382, p. 268; H. Braeckmans en R. Houben, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, p. 642, nr. 1193.
[3] H. Braeckmans en R. Houben, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, p. 644, nr. 1199.
[4] R. Tas, Winstuitkering, kapitaalvermindering en –verlies in NV en BVBA, Kalmthout, Biblo, 2003, 448, nr. 650; J. Malherbe, Y. De Cordt, P. Lambrecht en P. Malherbe, Droit des sociétés. Précis, Brussel, Bruylant, 2011, 881-882, nr. 1267.
[5] Cass. 22 mei 1987, Arr.Cass. 1986-87, 133, R.W. 1987-88, 570, T.R.V. 1988, 54, noot Geens.
[6] R. Tas, Winstuitkering, kapitaalvermindering en –verlies in NV en BVBA, Kalmthout, Biblo, 2003, 452, nr. 657.
[7] . Tas, Winstuitkering, kapitaalvermindering en –verlies in NV en BVBA, Kalmthout, Biblo, 2003, 449, nr. 651