14 november 2019

  1. Op grond van artikel 7:197, § 2, 1° van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV), betreft een eerste uitzondering op de revisorale controle de inbreng van effecten of geldmarktinstrumenten die worden gewaardeerd tegen de gewogen gemiddelde koers waartegen zij gedurende drie maanden voorafgaand aan de daadwerkelijke datum van de verwezenlijking van de inbreng in natura op een of meer gereglementeerde markten zijn toegelaten.

 

Als antwoord op de eerste vraag verwijst het ICCI naar artikel 2, 31° en 32° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten dewelke effecten en geldmarktinstrumenten als volgt definieert:

 

31° effecten: alle categorieën op de kapitaalmarkt verhandelbare waardepapieren, betaalinstrumenten uitgezonderd, zoals :

 a) aandelen in vennootschappen en andere met aandelen in vennootschappen, partnerships of andere entiteiten gelijk te stellen waardepapieren, alsmede aandelencertificaten;

 b) obligaties en andere schuldinstrumenten, alsmede certificaten betreffende dergelijke effecten;

 c) alle andere waardepapieren die het recht verlenen die effecten te verwerven of te verkopen of die aanleiding geven tot een afwikkeling in contanten waarvan het bedrag wordt bepaald op grond van effecten, valuta's, rentevoeten of rendementen, grondstoffenprijzen of andere indexen of maatstaven;

 

 32° geldmarktinstrumenten: alle categorieën instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld, zoals schatkistpapier, depositocertificaten en commercial paper, betaalinstrumenten uitgezonderd;”.

 

Euronext is een gereglementeerde markt ([1]) zoals bepaald in artikel 3, 7°, 8° en 9° van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU.

 

Het advies van de raad van het IBR nr. 2015/01([2]) betreffende de analyse van de uitzonderingen op het opstellen van een revisoraal verslag inzake inbreng in natura bepaalt het volgende:

 

De rechtsleer aanvaardt dat een gewogen gemiddelde koers overeenstemt met de koers van de laatste drie maanden zoals weergegeven, maar met een weging van het aantal aandelen dat elke dag wordt verhandeld.

 

De berekening ervan is niet evident vermits aandacht dient te worden geschonken aan de hoeveelheid verhandelde effecten van een bepaalde vennootschap per dag, vermenigvuldigd met de gemiddelde dagkoers van de betreffende dag, waarbij deze berekening per dag moet worden verricht en er vervolgens een gemiddelde moet worden gemaakt van de beursdagenwaarde van de laatste drie maanden.

 

De noodzakelijke vermenigvuldiging met de gemiddelde dagkoers in de berekening van een gewogen gemiddelde koers wordt evenwel betwist, aangezien hetzelfde kan worden bereikt door voor elke verrichting het aantal verhandelde effecten te vermenigvuldigen met de prijs voor die verhandeling en dat totaal te delen door het totaal aantal verhandelde effecten.

In de Belgische rechtsleer wordt opgemerkt dat in de praktijk de informatie om een gewogen gemiddelde koers correct te kunnen bepalen niet gemakkelijk beschikbaar is op de markt .

 

Er dient echter te worden opgemerkt dat er sowieso een revisoraal controleverslag over de inbreng in natura moet worden opgesteld indien de koers is beïnvloed door uitzonderlijke omstandigheden die zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de inbreng ervan, met inbegrip van (en dus niet uitsluitend in) situaties waarin de markt voor die effecten of geldmarktinstrumenten niet meer liquide is”.

 

Indien de net hierboven vermelde laatste situatie zich in casu niet voordoet, dan is de cliënt vrijgesteld van een revisoraal controleverslag.

 

  1. Om de tweede vraag te beantwoorden, verwijst het ICCI naar artikel 7:197, § 3 WVV dat stelt:

    In de gevallen bepaald in paragraaf 2 waarin de inbreng plaatsvindt zonder toepassing van paragraaf 1, (…)”

     

    Als de cliënt toch opteert voor een revisoraal controleverslag over de inbreng in natura door een bedrijfsrevisor, is paragraaf 3 van artikel 7:197 WVV niet van toepassing.

     

  2. Uit het voorgaande volgt dat het ICCI van oordeel is dat, de cliënt geniet van een vrijstelling van een revisoraal controleverslag, indien het aandeelpakket werd gewaardeerd tegen de gewogen gemiddelde koers waartegen zij gedurende drie maanden voorafgaand aan de daadwerkelijke datum van de verwezenlijking van de inbreng in natura op een of meer gereglementeerde markten werden verhandeld. In dat geval dient het bestuursorgaan van de cliënt toch de verklaring inzake artikel 7:197, § 3 van het WVV te doen.

 

Als de cliënt opteert voor een revisoraal controleverslag, dan is artikel 7:197, § 1 WVV van toepassing, maar niet paragraaf 3 van hetzelfde artikel.