13 januari 1995
kort ged.
De vordering van verschillende vennootschappen behorende tot éénzelfde groep, om in het kader van een uniformisering van de controle een nieuwe bedrijfsrevisor te horen benoemen, in opvolging van de uittredende revisor, is gegrond. De werknemersafgevaardigden binnen de ondernemingsraad motiveren immers niet waarop het beweerde gebrek aan onafhankelijkheid (t.o.v. de revisorenvennootschap van de moedervennootschap) van de door de raad van bestuur voorgedragen kandidaat, berust.
Bovendien heeft de voorgedragen kandidaat-revisor zich er uitdrukkelijk toe verbonden, om zich niet in te laten, rechtstreeks of onrechtstreeks, noch door tussenkomst van een natuurlijke of rechtspersoon, met het opstellen van de rekeningen van één van de vennootschappen van de groep, en om niet op te treden aIs juridisch en/of fiscaal adviseur van één van hen.