8 mei 2015
Bij één van onze klanten wordt er gebruikt gemaakt van een tax shelter. De participatie in het tax shelter programma wordt geboekt aan aanschaffingswaarde. Indien de filmproductievennootschap vaststelt dat de filmproductie winsten zal opleveren dan zal deze vennootschap de call toepassen om de participatie tegen een waarde ten belope van 20 % van de aanschaffingswaarde van de participatie overnemen.
We stellen ons de vraag wanneer er een waardevermindering moeten worden genomen omdat de participatie nooit meer dan 20 % zal opleveren. We weten echter niet wanneer ze de call gaan uitoefenen maar we weten wel dat onze klant minder zal krijgen dan het initiële investering in de filmproductie.
Het ICCI veronderstelt dat de vermelde verrichting vóór 1 januari 2015 heeft plaatsgevonden [1].
Als antwoord op de vraag verwijs het ICCI naar het advies 2012/7 van 17 april 2012 van de Commissie van Boekhoudkundige Normen (CBN) met betrekking tot de boekhoudkundige verwerking van de tax shelter in hoofde van de investeerder:
http://www.cnc-cbn.be/files/advice/link/CBN_advies_2012_70.pdf.
Dit advies bepaalt immers de boekingen die tijdens de verschillende fasen van het vrijstellingsmechanisme van de tax shelter dienen te worden verricht.
Als antwoord op de vraag wanneer er een waardevermindering moet worden genomen omdat de participatie nooit meer dan 20 % zal opleveren, verwijst het ICCI naar artikel 74 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen: “Op geldbeleggingen (…) worden waardeverminderingen toegepast wanneer de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan de aanschaffingswaarde”.