13 februari 2014
De vraag bestaat uit 2 onderscheiden elementen en kaderen in een expertise die momenteel op een vennootschap Y gebeurt:
Alhoewel het niet specifiek wordt vermeld, gaat het ICCI ervan uit dat expert Z de hoedanigheid van bedrijfsrevisor heeft.
Als antwoord op de eerste vraag verwijst het ICCI naar artikel 13, § 6 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren: “Wanneer een bedrijfsrevisor het werk of de verklaring van een andere bedrijfsrevisor zou kunnen in opspraak brengen, moet hij, voor zover het beroepsgeheim zich daar niet tegen verzet, hem onmiddellijk op de hoogte brengen van de punten waarover er een meningsverschil bestaat.”.
Bovendien bepaalt artikel 86, § 1,4° van de wet van 7 december 2016 de volgende uitzondering op de verplichting van het beroepsgeheim: “het contact van een bedrijfsrevisor met een andere bedrijfsrevisor wanneer de eerste ertoe gebracht wordt om het werk of de attestering van de tweede in het gedrang te brengen behalve in geval van verzet van de persoon die de opdracht heeft toevertrouwd aan de eerste bedrijfsrevisor.” / “het contact van een bedrijfsrevisor met een andere bedrijfsrevisor wanneer de eerste ertoe wordt gebracht om het werk of de attestering van de tweede in het gedrang te brengen, behalve in geval van verzet van de persoon die de opdracht aan de eerste bedrijfsrevisor heeft toevertrouwd;”..
Bijgevolg is het ICCI van oordeel dat expert Z contact met zijn confrater moet opnemen om deze confrater van de bovenvermelde overwaardering te verwittigen.
Met betrekking tot de tweede vraag verwijst het ICCI naar:
- artikel 7 van het bovenvermeld koninklijk besluit van 10 januari 1994: “Het is de bedrijfsrevisor verboden om een opdracht, een functie of een mandaat te aanvaarden of voort te zetten, wanneer de uitoefening daarvan hem in een positie van belangenconflict dreigt te plaatsen die van aard is het onafhankelijke oordeel dat hij moet uitbrengen in het gedrang te brengen.” /
- artikel 12, § 4 van de wet van 7 december 2016:
“De bedrijfsrevisor mag geen revisorale opdracht aanvaarden of voortzetten indien er, direct of indirect, een financiële, persoonlijke, zakelijke, arbeids- of andere relatie bestaat
1° tussen hemzelf, het bedrijfsrevisorenkantoor, het netwerk waartoe hij behoort, of elk ander natuurlijk persoon die zich in een positie bevindt waardoor hij of zij direct of indirect een invloed kan uitoefenen op de uitkomsten van de revisorale opdracht; en
2° de entiteit waarvoor de revisorale opdracht wordt uitgevoerd, op grond waarvan een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde partij, met inachtneming van de getroffen veiligheidsmaatregelen, zou concluderen dat de onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor in het gedrang komt.”..
De betrokken bedrijfsrevisor moet zelf oordelen of hij dit artikel in de vermelde omstandigheden naleeft. Naar mening van het ICCI is het aan te bevelen dat de betrokken revisor‑medewerker niet betrokken zou zijn bij de uitvoering van de expertiseopdracht.