19 mei 2017
Kan het ICCI een advies geven omtrent de hieronder geschetste situatie?
Gezien ik dit jaar 63 jaar word, overweeg ik om mijn activiteiten als revisor en commissaris geleidelijk aan af te bouwen.
Een ander revisorenkantoor is geïnteresseerd om een deel van de mandaten van mijn revisorenvennootschap over te nemen. Voor alle duidelijkheid, ik behoud de aandelen van mijn revisorenvennootschap en de niet overgedragen mandaten blijven verder uitgevoerd door mijn revisorenvennootschap. De komende jaren zou een medewerker van ons kantoor blijven werken op de overgedragen dossiers om de vlotte overgang te verzekeren. Onze medewerker blijft in dienstverband bij ons kantoor, aangezien deze eveneens werkt op dossiers die niet zouden worden overgedragen.
Er werd gezocht op de website van het ICCI naar informatie omtrent de overdracht van werkzaamheden of mandaten van een bedrijfsrevisor naar een ander revisorenkantoor, maar er waren geen specifieke richtlijnen of aanbevelingen te vinden.
Zou het ICCI het volgende kunnen bevestigen:
De kandidaat-overnemer kwalificeert de overdracht van de mandaten en de daarmee verband houdende werkzaamheden als een overdracht van een bedrijfstak. Is dit volgens het ICCI een correcte kwalificatie? Enkele mandaten zouden door de kandidaat-overnemer worden verdergezet, maar verder wordt niets (activa, personeelsleden, of dergelijke) overgedragen.
Kunt het ICCI een model bezorgen van een contract inzake overdracht van mandaten of cliënteel van een bedrijfsrevisor aan een andere bedrijfsrevisor a.u.b.? Men gaat ervan uit dat de cliënt zijn akkoord zal moeten geven dat de kandidaat-overnemer het mandaat verderzet. Kan het ICCI een modeldocument bezorgen dat de cliënt moet tekenen om zich akkoord te verklaren met de overdracht van het mandaat aan de overnemer a.u.b.?
De medewerker blijft op de dossiers werken, in de meeste gevallen als enige medewerker. Het kantoor zou de prestaties van de medewerker aan de overnemer aanrekenen. Maar welke gevolgen heeft dit op vlak van aansprakelijkheid van de eigen revisorenvennootschap voor de werkzaamheden van de medewerker op de overgedragen dossiers in opdracht van de kandidaat-overnemer?
1 Het ICCI verwijst naar artikel 679 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 12:10 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen waaruit onder meer blijkt dat slechts sprake kan zijn van een “inbreng van een bedrijfstak” overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen / Wetboek van vennootschappen en verenigingen indien de verrichting betrekking heeft op activa en passiva die een bedrijfstak uitmaken en alle activa en passiva die tot deze bedrijfstak behoren, ook daadwerkelijk worden ingebracht. In artikel 680 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 12:11 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen wordt een “bedrijfstak” gedefinieerd als: “een geheel dat op technisch en organisatorisch gebied een autonome activiteit uitoefent en op eigen kracht kan werken.” [1].
2 Uit bovenstaande definitie blijkt dat het doorslaggevend criterium om uit te maken of men met een bedrijfstak te maken heeft, de technische en organisatorische autonomie is van de activa en passiva die het voorwerp uitmaken van de inbreng [2]. Aangezien men aangeeft dat enkele commissarismandaten door de kandidaat-overnemer zouden worden verdergezet, maar dat er verder niets (activa, personeelsleden, of dergelijke) wordt overgedragen, is het ICCI van oordeel dat de kwestieuze overname die voornemens is niet kan worden gekwalificeerd als een “overdracht van een bedrijfstak” overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen / Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
3 Vervolgens rijst de vraag naar de wettelijke mogelijkheid om een deel van de commissarismandaten van de cliëntenportefeuille van uw bedrijfsrevisorenvennootschap te laten overnemen door een andere bedrijfsrevisor, terwijl de bedrijfsrevisorenvennootschap zelf ook blijft voortbestaan en nog een resem andere (niet-overgedragen) commissarismandaten zou blijven uitoefenen. De beschreven verrichting die voornemens is kan, naast een overdracht van een bedrijfstak, naar onze mening ook niet worden gekwalificeerd als een fusie of (partiële) splitsing [3] van een bedrijfsrevisorenvennootschap.
4 Bijgevolg meent het ICCI, in tegenstelling tot de verrichting van fusie of (partiële) splitsing van een bedrijfsrevisorenvennootschap [4], dat de lopende commissarismandaten in hoofde van de uw bedrijfsrevisorenvennootschap in casu niet zonder meer zouden overgaan op de overnemende bedrijfsrevisorenvennootschap en zo dus niet gewoon zouden kunnen worden voortgezet. Naar het oordeel van het ICCI is de hiernavolgende redenering derhalve van toepassing voor de over te nemen commissarismandaten in casu.
5 Luidens artikel 135, § 1, laatste lid van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:66, § 1, laatste lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen kan een commissarismandaat, behoudens gewichtige persoonlijke redenen [5], slechts op initiatief van de commissaris worden beëindigd op de algemene vergadering van de vennootschap en nadat hij schriftelijk de beweegredenen van zijn ontslag opgeeft [6]. Zelfs op de beëindiging door onderlinge overeenkomst (dus mits akkoord van de commissaris enerzijds en de algemene vergadering anderzijds en desgevallend van de ondernemingsraad) acht de Raad van het IBR de principes van het vrijwillig ontslag vervat in voormeld artikel 135, § 1, laatste lid van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:66, § 1, laatste lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van toepassing. Voor deze oplossing pleit het feit dat de commissaris immers ook in het algemeen belang optreedt: derhalve volstaat een akkoord tussen de vennootschap of de vereniging en de commissaris niet zomaar [7].
6 Rekening houdend met voorgaande analyse en het standpunt dat beschreven verrichting die voornemens is noch een overdracht van een bedrijfstak, noch een fusie of (partiële) splitsing uitmaakt, meent het ICCI dat het niet zomaar wettelijk mogelijk is om in de gegeven omstandigheden een deel van de commissarismandaten van de cliëntenportefeuille van de bedrijfsrevisorenvennootschap te laten overnemen door een andere bedrijfsrevisor. Tevens kan het bijvoorbeeld perfect mogelijk zijn dat de algemene vergadering (of desgevallend de ondernemingsraad) van de vennootschappen in casu niet akkoord zouden gaan met de aanstelling van de kandidaat-overnemer als commissaris van de vennootschappen, en dit mede gezien het feit dat uw bedrijfsrevisorenvennootschap zelf ook blijft voortbestaan en nog een resem andere (niet-overgedragen) commissarismandaten zou blijven uitoefenen.
7 Voorgaande kan derhalve ook als reden worden aangehaald van het niet-bestaan van een model van contract inzake overdracht van commissarismandaten van een bedrijfsrevisor aan een andere bedrijfsrevisor, alsook van het niet-bestaan van een modeldocument dat de cliënt moet ondertekenen om zich akkoord te verklaren met de overdracht van het commissarismandaat aan de overnemer. Het is hier immers steeds de algemene vergadering van de vennootschap, in voorkomend geval op voordracht van de ondernemingsraad, beraadslagend op initiatief en op voorstel van het bestuursorgaan, in voorkomend geval geformuleerd op aanbeveling van het auditcomité, dat de commissaris benoemt; dit kan niet worden vervangen door een door de cliënt ondertekend document.
8 Bovendien doet het feit dat u aangeeft dat uw medewerker op de ‘overgedragen dossiers’ in opdracht van de kandidaat-overnemer zou blijven werken, in de meeste gevallen als enige medewerker, en dat het kantoor de prestaties van deze medewerker aan de overnemer zou aanrekenen, vragen rijzen over het al dan niet de facto bestaan van een werkelijke ‘overdracht’ dan wel dat er mogelijks sprake zou kunnen zijn van een simulatie, wat onder meer een impact zou kunnen hebben op de aansprakelijkheid van het bedrijfsrevisorenkantoor voor deze werkzaamheden. Uiteraard kan het ICCI zich niet in de positie stellen van een rechter die het toekomt hieromtrent een beoordeling te maken.
9 Ten slotte wenst het ICCI ter informatieve titel nog mee te geven dat tal van andere samenwerkingsvormen mogelijk zijn tussen cijferberoepen. Een nuttig naslagwerk omtrent dat onderwerp is te vinden in de bibliotheek van het IBR-IAB (Emile Jacqmainlaan 135, 1000 Brussel), met name: Everest Advocaten (red.), Samenwerking binnen de cijferberoepen: Modellen en problemen, Antwerpen, Maklu, 2016, 196 p.
[1] Gelieve hierbij op te merken dat deze in art. 680 W. Venn. / art. 12:11 WVV opgenomen definitie van het begrip bedrijfstak de instemming geniet van het Ministerie van Financiën en van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (Verslag aan de Senaat bij de Wet van 13 april 1995, Parl. St. Senaat 1993-94, nr. 1086/2, p. 382). De CBN bevestigt deze definitie van bedrijfstak in haar advies 2009/15 “De boekhoudkundige verwerking van de inbreng van een bedrijfstak of van een algemeenheid van goederen” van 16 december 2009.
[2] A. Goeminne, “Commentaar bij art. 679 en 680 W. Venn. (oude art. 174/54 Venn. W.)” in X., Vennootschappen en verenigingen – Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2000, p. 4, nr. 5.
[3] De verrichting kan niet worden gekwalificeerd als een partiële splitsing omdat de aandeelhouders van de bedrijfsrevisorenvennootschap die een deel van de commissarismandaten overdragen geen aandelen zouden ontvangen van de vennootschap van de kandidaat-overnemer.
[4] Cf. hierover en voor de rechtsgevolgen van deze verrichtingen: Studies IBR, De vennootschap en haar commissaris. Praktische toepassingsgevallen, Brussel, 2004, p. 74, nr. 7.1.
[5] Cf. hierover: IBR advies 2012/04: “Ontslag van de zetelende commissaris en benoeming van de opvolger”, p. 1-4.
[6] IBR, Jaarverslag, 1992, p. 85-86; A. Kilesse en R. Van Boven, “Boekhouding, jaarrekening en controle”, in Vzw en stichting, Brugge, die Keure, 2005, p. 266, nr. 201; M. Vander Linden, E. Vanderstappen, P. Pauwels en J.P. Vincke, De vennootschap en haar commissaris. Praktische toepassingsgevallen,Studies IBR, 2004, p. 65.
[7] B. Tilleman, Het statuut van de commissaris, Brugge, die Keure, 2007, p. 101, nr. 181.