24 juni 2020

  1. De volgende situatie wordt beschreven:

     

    Vier oud-aandeelhouders hebben vijf jaar geleden hun bedrijf verkocht aan een privépersoon. Daarenboven is er een contractuele overeenkomst gemaakt waarbij het overgrote deel van de som onmiddellijk werd betaald, maar daarnaast was er nog een afbetaling over vijf jaar van het resterende bedrag. De overnemer heeft echter de betalingen gestopt vanwege financiële problemen.

     

    Er is een vermoeden dat er boekhoudkundige manipulaties gebeuren. Van bepaalde dividendenrekeningen en ook persoonlijke rekeningen had de overnemer geen weet meer, maar indien  de bedrijfsrevisor hierover geïnformeerd werd was de reactie van de overnemer totaal anders.

     

  2. In dat verband wordt de vraag gesteld of de oud-aandeelhouders contact mogen opnemen met de bedrijfsrevisor – commissaris van de vennootschap – en hem informatie vragen over bepaalde rekeningen en de proef- en saldibalansen.

     

  3. Vooreerst wenst het ICCI de aandacht te vestigen op het feit dat bedrijfsrevisoren zijn gebonden door het beroepsgeheim als bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek.

     

  4. Betreffende het recht voor een oud-aandeelhouder om contact op te nemen met de commissaris, teneinde bepaalde informatie te bekomen, werd het IBR ondervraagd ( [1] ). Hieronder hernemen we het standpunt van het IBR omtrent deze kwestie:

     

    In principe moet worden geconcludeerd dat de commissaris geen inlichtingen meer mag mededelen aan een persoon die de vennootschap niet langer vertegenwoordigt, ook al was die ooit de meerderheidsaandeelhouder. Wel kan de vraag gesteld worden in hoeverre de aan die vroegere aandeelhouder te verstrekken antwoorden de openbaring zouden zijn van het beroepsgeheim.(…)

     

    Daartegenover staat wel dat de commissaris onder geen beding aan de ex-bestuurders feiten mag mededelen, die zich na hun ontslag hebben voorgedaan en waarvan zij dus niet op de hoogte kunnen zijn. Bovendien bevindt de commissaris zich dan centraal in een discussie, waarbij hij enerzijds rechtstreeks betrokken zou kunnen zijn en waarbij anderzijds zijn relaties met de huidige leiding van de vennootschap in opspraak zouden kunnen gebracht worden.

     

    Voorzichtigheid is dan meer dan ooit geboden. Die voorzichtigheid zal hij onder meer kunnen laten blijken door de vennootschap op de hoogte te houden van alle mogelijke stappen die hij tegenover de vroegere aandeelhouder zou zetten.”.

     

  5. Verder moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds openbare gegevens en anderzijds vertrouwelijke gegevens ( [2] ):

 

Indien het gaat om publieke gegevens (bv. de neergelegde jaarrekening, in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad gepubliceerde verslagen) is het beroepsgeheim niet van toepassing. Anders is het wanneer bepaalde gegevens door een werknemer of een bestuurder aan de commissaris werden overgemaakt. In dat geval is de commissaris tot geheimhouding verplicht, zelfs ten aanzien van het bestuursorgaan.”.

 

Niettemin bestaat er geen verplichting om inlichtingen betreffende openbare gegevens aan
ex-aandeelhouders mee te delen.

 

Op grond van het voorgaande is het ICCI van mening dat de commissaris geen inlichtingen aan een
oud-aandeelhouder mag meedelen, zonder zijn beroepsgeheimplicht te schenden. Hetzelfde geldt voor het meedelen aan oud-bestuurders van feiten die zich na hun ontslag hebben voorgedaan en waarvan zij dus niet op de hoogte kunnen zijn. Ten slotte is de bedrijfsrevisor ook niet verplicht om inlichtingen betreffende openbare informatie mee te delen.



( [1] ) Cf. IBR, Vademecum Deel I: Rechtsleer, p. 433, punt 3.2.3 

( [2] ) Cf. ICCI publicatie 2009-2, Het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor, Brussel, die Keure, p. 87-88, nrs. 179-183