10 oktober 2024

Samenvatting

Een vennootschap wordt opgericht; zodra zij is opgericht, zal zij de criteria voor de benoeming van een commissaris overschrijden. De bedrijfsrevisor die moet worden aangesteld om verslag uit te brengen over de inbreng in natura bij oprichting moet niet noodzakelijk de hoedanigheid van commissaris hebben.

Résumé

Une société est créée ; dès sa constitution elle dépassera les critères entrainant l'obligation de nommer un commissaire. Le réviseur d’entreprises nommé afin de faire rapport sur l'apport en nature par constitution ne doit pas nécessairement avoir la qualité de commissaire.

 

Tekst

  1. Volgende situatie wordt beschreven:

     

    “Vennootschap X is een holding in een groep die consolidatieplichtig is. Ondergetekende is commissaris in de holding X en alle dochtervennootschappen van X (en de geconsolideerde jaarrekening). De afgelopen jaren is er een activiteit ontstaan in holding X, die men wenst onder te brengen in een nieuwe op te richten dochtervennootschap Y van X. Op 2 oktober 2024 wenst X de nieuwe dochtervennootschap Y op te richten, waarbij er een inbreng bedrijfstak door X zal plaatsvinden. De boekhoudkundige retroactiviteitsdatum is 1 oktober 2024. Op het moment van oprichting van vennootschap Y is er een verplichting tot aanstelling van een commissaris (Y zal deel uitmaken van een groep die een geconsolideerde jaarrekening dient op te stellen).

    Volgende vraag wordt gesteld: Kan de opdracht aanvaard worden als een verslag inbreng in natura van de bedrijfsrevisor voor een vennootschap in oprichting (vennootschap in oprichting is nog niet in de mogelijkheid om een commissaris te benoemen - en verplichting is er nog niet), of moet de commissaris eerst in de oprichtingsakte benoemd worden waarbij hij vervolgens als commissaris verslag uitbrengt (een inbreng in natura bij oprichting is bijgevolg in praktijk niet mogelijk?)”.

     

  2. Om deze vraag te beantwoorden verwijst het ICCI naar artikel 7:7, § 1, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV)([1]) dat betrekking heeft op de opdracht van de bedrijfsrevisor in het kader van een inbreng in natura bij oprichting:

De bedrijfsrevisor maakt een verslag op waarin hij de door de oprichters gegeven beschrijving van elke inbreng in natura, de toegepaste waardering en de daartoe aangewende waarderingsmethodes onderzoekt (…)”

Ter vergelijking bepaalt artikel 7:197, §1, tweede lid van het WVV, dat betrekking heeft op de opdracht met betrekking tot bijkomende inbreng in natura, het volgende:

De commissaris of, als er geen commissaris is, een bedrijfsrevisor aangewezen door het bestuursorgaan onderzoekt in het in artikel 7:179, § 1, tweede lid, bedoelde verslag de door het bestuursorgaan toegepaste waardering en de daartoe aangewende waarderingsmethoden. (…)

3. Bijgevolg blijkt uit de wettekst (cf. art. 7:7, § 1, tweede lid WVV) dat de inbreng in natura bij oprichting moet worden gecontroleerd door een bedrijfsrevisor, zonder dat het nodig is dat hij als commissaris van de vennootschap is aangesteld. Bovendien is het niet vereist dat de bedrijfsrevisor die de inbreng in natura controleert, de commissaris moet zijn van de vennootschap van de inbrenger van de bedrijfstak.


 

 

Sleutelwoorden

inbreng in natura – oprichting – commissarismandaat

Mots clés

apport en nature – constitution – mandat de commissaire


([1]) Hetzelfde beginsel geldt voor de andere vennootschapsvormen (zie art. 5:7 (BV) en 6:8 (CV).