2 juli 2020
Enkele maanden geleden werd reeds de vertraging in de digitale maandfacturatie van de woonzorgcentra aangekaart.
Thans is er een ander element waar private woonzorgcentra mee worden geconfronteerd, namelijk het in voege treden van IFIC vanaf november 2019. IFIC is het nieuwe loonhuis in de gezondheidszorg. Het bestaande zorgpersoneel kreeg de keuze om er al dan niet in te stappen op basis van het sociaal akkoord dat werd afgesloten. Voor nieuwe medewerkers geldt het IFIC-loonhuis van bij de aanwerving.
De Vlaamse overheid voorziet in een financiering van de meerkost van het IFIC-barema vanaf
1 november 2019. Er werd reeds een eerste voorschot uitbetaald aan de woonzorgcentra, de afrekening laat nog op zich wachten.
Dit heeft o.a. te maken met de corona-crisis waardoor binnen het Vlaams Agentschap en het bevoegde kabinet de meest actuele berekeningen nog niet zijn kunnen worden afgeklopt , omdat andere prioriteiten de aandacht opeisten.
De zorgvoorzieningen hebben wel degelijk recht op de afrekening en boeken dit allicht als een vordering op de overheid.
Bovendien wordt eraan toegevoegd dat dezelfde situatie zich ook stelt voor de revalidatieziekenhuizen, de psychiatrische verzorgingstehuizen, de initiatieven beschut wonen en de psychosociale revalidatiecentra. Al deze sectoren zijn samen met de sector ouderenzorg in het kader van de zesde Staatshervorming naar Vlaanderen overgeheveld. IFIC is terzelfdertijd in al deze sectoren uitgerold, onder dezelfde financieringsmodaliteiten.
“(...) het verkrijgen van voldoende en geschikte controleinformatie over de vraag of:
(a) De in de financiële overzichten opgenomen dan wel toegelichte schattingen, met inbegrip van schattingen van de reële waarde, redelijk zijn; en
(b) De daarop betrekking hebbende toelichtingen in de financiële overzichten adequaat zijn, binnen de context van het van toepassing zijnde stelsel inzake financiële verslaggeving.”.
Bijgevolg dient de bedrijfsrevisor de wijze waarop het management haar schattingen heeft gemaakt en de gegevens waarop deze zijn gebaseerd, te toetsen. Hij zal dan, op basis van zijn professionele oordeelsvorming, beslissen of een voorbehoud ten aanzien van deze ramingen of schattingen nodig is. Met andere woorden, de bedrijfsrevisor maakt dus geen automatisch voorbehoud ten aanzien van deze ramingen of schattingen.