7 maart 2024

  1. De volgende situatie wordt beschreven:

    “Een Belgische dochtervennootschap maakte tot 31.12.2022 deel uit van een internationale groep die gehouden is een consolidatie openbaar te maken. Aldus conform artikel 3:72 WVV was zij verplicht een commissaris aan te stellen, echter heeft zij dit nagelaten (maw er is geen commissaris). Per 1 januari 2023 werd in het kader van een herstructurering de consolidatiekring gebroken en maakt de Belgische dochtervennootschap niet langer een onderdeel uit van de internationale groep en speelt de facto de verplichting in artikel 3:72 WVV niet langer.

    Vraag stelt zich nu in het kader van een éénmalige opdracht of deze opdracht aanvaard kan worden, gelet op het feit dat de vennootschap in het voorgaand boekjaar (31.12.2022) het heeft nagelaten een commissaris te benoemen, ook al voldoet ze momenteel niet langer aan de verplichting.”

     

    1. Om de vraag te beantwoorden wenst het ICCI allereerst naar artikel 3:97, §2 te verwijzen:

      “ . Zij die als commissaris, bedrijfsrevisor, geregistreerd auditkantoor of onafhankelijk deskundige rekeningen, jaarrekeningen, balansen en resultatenrekeningen of geconsolideerde jaarrekeningen van vennootschappen attesteren of goedkeuren, terwijl niet is voldaan aan de bepalingen bedoeld in paragraaf 1, en zij daarvan kennis hebben, of, niet hebben gedaan wat zij hadden moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan, worden gestraft met geldboete van vijftig euro tot tienduizend euro.

       Zij worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig euro tot tienduizend euro of met een van die straffen alleen, als zij met bedrieglijk opzet hebben gehandeld.”

       

    2. Daarnaast voorziet artikel 3:72 van het Wetboek van Vennootschappen (hierna “WVV”) het volgende:

       [1 Tenzij het gaat om één van de in artikel 3:1, § 3, 1° of 2° bedoelde vennootschappen of om één van de in artikel 1:12, 5°, bedoelde organisaties van openbaar belang]1 of om een beleggingsonderneming met het statuut van beursvennootschap krachtens artikel 6, § 1, 1°, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, is dit hoofdstuk niet van toepassing op:

        1°(…);
        2° de niet-genoteerde kleine vennootschappen als bedoeld in artikel 1:24 of de kleine vennootschappen die geen organisaties van openbaar belang als bedoeld in artikel 1:12, 2°, zijn, met dien verstande dat voor de toepassing van dit hoofdstuk iedere vennootschap afzonderlijk wordt beschouwd, behoudens de vennootschappen die deel uitmaken van een groep die gehouden is een geconsolideerde jaarrekening op te stellen en te publiceren;

      (..)”

       

    3. Hieruit volgt dat het door de wetgever gehanteerd criterium voor de verplichting van de wettelijke controle van de jaarrekening, voor zover de Belgische dochteronderneming dus op zich niet controleplichtig is, is dat de onderneming tot een groep behoort die een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen en publiceren. Indien de niet-genoteerde kleine Belgische dochteronderneming geen deel meer uitmaakt van een groep die een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen en publiceren, dan is deze ook niet meer gebonden door de verplichtingen van hoofdstuk 2 van titel 3 van het WVV en dus ook niet controleplichtig.

       

  2. Het vorig punt moet worden genuanceerd met het feit dat als de vennootschap een commissaris had benoemd op basis van het consolidatiecriterium, het mogelijk was dat deze commissaris zijn functie tot het einde van zijn mandaat behield, zelfs als het consolidatiecriterium niet langer van toepassing was.

 

Het ICCI verwijst hierbij naar het advies van het ICCI van 5 juli 2019 dat het volgende stelt[1]:

“ Krachtens artikel 3:66, § 1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, is de duur van het mandaat van de commissaris wettelijk vastgelegd op een hernieuwbare termijn van drie jaren. Deze termijn is tegelijk een dwingende minimum- en maximumtermijn en de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren is van oordeel dat de bedrijfsrevisoren moeten worden benoemd voor een duur van drie jaar.

 (…)

Als een vennootschap wordt verkocht en niet meer tot een groep behoort en, afzonderlijk beschouwd, de groottecriteria voor de benoeming van een commissaris niet meer overschrijdt, dan nog moet de in functie zijnde commissaris zijn termijn van drie (boekjaren) beëindigen.”

 

  1. Aangezien dat bepalingen met strafsancties beperkt geïnterpreteerd dienen te worden, is het ICCI echter van mening dat dit enigszins vergezocht lijkt.

     

  2. Doordat de vennootschap niet langer een onderdeel uitmaakt van de internationale groep en dat de verplichting in artikel 3:72 van het WVV dus de facto niet langer meer speelt kan er ook geen sprake meer zijn van medeplichtigheid aan een hoofdmisdrijf en zou de beroepsbeoefenaar een éénmalige opdracht bijgevolg kunnen aanvaarden.

     

    *****

    Sleutelwoorden: benoeming, consolidatiekring

    Mots-clés : nomination, périmètre de consolidation


    [1] Is het feit dat een vennootschap niet langer verplicht is een commissaris te benoemen een wettige reden om het mandaat van de bedrijfsrevisor vroegtijdig op te zeggen? (icci.be)