7 juli 2014

Kan het ICCI bevestigen of het mogelijk is de waarde van het vruchtgebruik op een grond te berekenen?

En zo ja, met welke elementen dient er rekening te worden gehouden bij de berekeningen ervan?

 

Artikel 1127 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat: “Het enkel gebruik of het enkel bezit van een zaak kan, evenals de zaak zelf, het voorwerp van een contract uitmaken.”. Volgens artikel 581 van het Burgerlijk Wetboek kan het vruchtgebruik worden gevestigd op alle soorten roerende of onroerende goederen. Bijgevolg is het ICCI van oordeel dat het vruchtgebruik op een grond wettelijk mogelijk is.

Het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen houdt geen specifieke bepaling in met betrekking tot de schatting van de werkelijke waarde van een (tijdelijk) vruchtgebruik. Derhalve verwijst het ICCI naar het artikel van de heren J. Ruysseveldt en P. Janssens, “De waardering van het tijdelijk vruchtgebruik, anders bekeken…”, in Not. Fisc., 1999, nr. 5, p. 109 e.v.).