1 juli 2009
Mag de Voorzitter van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) tussenkomen in het kader van de benoeming van een nieuwe commissaris?
Artikel 130, § 1 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:58 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bepaalt dat:
“De commissarissen worden benoemd, door de algemene vergadering, onder de bedrijfsrevisoren, ingeschreven in het openbaar register van de bedrijfsrevisoren of onder de geregistreerde auditkantoren, voor de opdracht van de wettelijke controle van de jaarrekening en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde jaarrekening.” /
“De commissaris wordt benoemd, door de algemene vergadering, onder de bedrijfsrevisoren, ingeschreven in het openbaar register van de bedrijfsrevisoren of onder de geregistreerde auditkantoren, voor de opdracht van de wettelijke controle van de jaarrekening en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde jaarrekening.”.
Bijgevolg is de algemene vergadering de enige instelling die bevoegd is een commissaris te benoemen. Hetzelfde artikel 130 W. Venn. / artikel 3:58 WVV stelt tevens in § 4 dat
“Elke beslissing inzake benoeming of vernieuwing van het mandaat van een commissaris zonder naleving van de voorgaande paragrafen leden is nietig. De nietigheid wordt uitgesproken door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank van de zetel van de vennootschap, zitting houdend zoals in kort geding.” /
“Elk besluit inzake benoeming of vernieuwing van het mandaat van een commissaris zonder naleving van de paragrafen 1 tot 3 is nietig. De nietigheid wordt uitgesproken door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank van de zetel van de vennootschap, zitting houdend zoals in kort geding.”.
De Voorzitter van het IBR is bijgevolg in de onmogelijkheid om een individuele bedrijfsrevisor of een bedrijfsrevisorenkantoor voor te stellen om als commissaris te worden benoemd door de vennootschap. De tussenkomst van de Voorzitter kan gebeurlijk worden gevraagd om tussen te komen om een advies te verlenen in een betwisting tussen aandeelhouders. Het ICCI begrijpt evenwel dat de vraagsteller momenteel geen dergelijke situatie bedoelt.
Het ICCI wenst te verwijzen naar artikel 131 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:59 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen dat stelt:
“Bij ontstentenis van commissarissen of wanneer alle commissarissen zich in de onmogelijkheid bevinden om hun taak uit te voeren wordt onmiddellijk in de benoeming of vervanging van de commissarissen voorzien. Bij gebreke hiervan, benoemt de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, zitting houdend zoals in kort geding, bij verzoekschrift van ieder belanghebbende, een bedrijfsrevisor wiens honoraria hij vaststelt en die met de taak van commissaris wordt belast totdat op wettige wijze in zijn benoeming of vervanging is voorzien. Zodanige benoeming of vervanging zal evenwel slechts gevolg hebben na de eerste jaarvergadering die volgt op de benoeming van de bedrijfsrevisor door de voorzitter.” /
“Als er geen commissarissen zijn of wanneer alle commissarissen zich in de onmogelijkheid bevinden om hun taak uit te voeren wordt onmiddellijk in de benoeming of vervanging van de commissarissen voorzien. Bij gebreke hiervan, benoemt de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, zitting houdend zoals in kort geding, bij verzoekschrift van iedere belanghebbende, een bedrijfsrevisor wiens honoraria hij vaststelt en die met de taak van commissaris wordt belast totdat op wettige wijze in zijn benoeming of vervanging is voorzien. Zodanige benoeming of vervanging zal evenwel slechts gevolg hebben na de eerste jaarvergadering die volgt op de benoeming van de bedrijfsrevisor door de voorzitter.”.
De lijst van bedrijfsrevisoren ingeschreven in het openbaar register van het IBR kan worden geconsulteerd op de website www.ibr-ire.be.