27 december 2010

Een bedrijfsrevisor wordt aangesteld door de ondernemingsrechtbank als expert in een waarderingsgeschil?

 

De ondernemingsrechtbank heeft het dossier ook aan de onderzoeksrechter overgemaakt die vraagt aan de gerechtelijke politie om de bedrijfsrevisor te verhoren over de vaststellingen die reeds gedaan zijn bij de expertise.

 

***

 

Het ICCI verwijst integraal naar pagina 42 van de ICCI-publicatie nr. 2009-2, Het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor, Brugge, die Keure, 2009, die onder de subtitel “2.6 Door de onderzoeksrechter afgevaardigde persoon: officier van gerechtelijke politie” stelt dat: “de deontologie van de bedrijfsrevisor geen enkele vereiste omvat die verder zou gaan dan de wettelijke vereiste, en dat bijgevolg de bedrijfsrevisor een getuigenis in rechte kan afleggen. Wanneer de gegevens vallen onder zijn beroepsgeheim, kan hij echter oordelen dat hij het stilzwijgen dient te bewaren.” (1).

 

Volledigheidshalve dient nog te worden vermeld dat pagina 414 van IBR, Vademecum Deel I: Rechtsleer, Standaard Uitgeverij, 2009 onder de subtitel “2.2.4. Door de onderzoeksrechter afgevaardigde persoon” stipuleert dat: “Het Instituut is ondervraagd teneinde te weten in welke mate de getuigenis van een bedrijfsrevisor kan afgenomen worden op verzoek van een onderzoeksrechter door een persoon die door deze laatste hiertoe is aangeduid.

 

Moet worden beschouwd als persoon die een getuigenis in rechte moet afleggen, de persoon die door de onderzoeksrechter wordt verzocht om hem een mondelinge of schriftelijke verklaring af te leggen. Het horen van de getuigen ter gelegenheid van een onderzoek is onderworpen aan de artikelen 71 tot 86 van het Wetboek van Strafvordering. Zelfs indien artikel 73 bepaalt dat het verhoor wordt gedaan door de onderzoeksrechter, heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat deze vorm van rechtspleging, noch substantieel, noch op straffe van nietigheid voorgeschreven is. Hieruit kan worden afgeleid dat de onderzoeksrechter iemand kan afvaardigen om een getuige te verhoren. Niets belet de bedrijfsrevisor om te antwoorden op de vragen die hem gesteld worden door de door de onderzoeksrechter aangeduide persoon.

 

In het geval dat hij het noodzakelijk zou achten, in functie van bijzondere omstandigheden, kan evenwel overwogen worden dat hij vraagt dat zijn getuigenverhoor rechtstreeks door de optredende magistraat wordt afgenomen.”.

 

Deze principes zijn van toepassing op alle opdrachten toevertrouwd aan een bedrijfsrevisor, dus ook wanneer hij optreedt als gerechtelijk deskundige.

 

 

Er wordt in de vraag vermeld de ondernemingsrechtbank het dossier zou hebben overgemaakt aan een onderzoeksrechter. De normale procedure is echter dat het dossier eerst wordt overgemaakt aan het parket dat een gerechtelijk informatiedossier opstart. Na de informatiefase kan het parket beslissen het dossier over te maken aan een onderzoeksrechter. Het onderscheid tussen een gerechtelijke informatie en een gerechtelijk onderzoek is uiterst belangrijk op het vlak van het beroepsgeheim. Tijdens de informatiefase handelt enkel het parket en niet de onderzoeksrechter en blijft het beroepsgeheim integraal van toepassing.

 

Enkel de onderzoeksrechter zelf kan de bedrijfsrevisor ontheffen van het beroepsgeheim in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Het ICCI raadt bijgevolg aan na te gaan of de vraag om de bedrijfsrevisor te verhoren effectief het gevolg is van een apostille van een onderzoeksrechter.

 

Ten slotte wenst het ICCI te verwijzen naar de publicatie: S. Folie en E. Vanderstappen, De omvang van het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor, meer bepaald in het kader van de huiszoeking,  2 februari 2015, Brussel, Instituut van de Bedrijfsrevisoren, https://www.ibr-ire.be/nl/homepagina/ibr-publiceert-brochure-beroepsgeheim

 

 

(1) Voor meer informatie omtrent deze publicatie wordt verwezen naar de website van het ICCI.