6 maart 2007

 

Is de door artikelen 445 tot 447 van het Wetboek van vennootschappen / artikelen 7:8 tot 7:10 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voorziene quasi-inbrengprocedure van toepassing indien de 10%-drempel van het kapitaal wordt bereikt door twee oprichters?

 

Het is opmerkelijk dat de artikelen 445 tot 447 van het Wetboek van vennootschappen / artikelen 7:8 tot 7:10 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (alsook art. 220 tot 222 W. Venn. / art. 7:8 tot 7:10 WVV) steeds melding maken van “een” persoon, steeds in het enkelvoud en nooit in het meervoud. In paragraaf 5.1.2, punt b, van de Normen inzake controle van inbreng in natura en quasi-inbreng wordt eveneens verwezen naar de naam van de “overdrager” (in het enkelvoud). Op deze basis kan worden gesteld dat wanneer twee oprichters een quasi-inbreng wensen te doen, waarvan de waarde voor elk beneden de 10 % drempel ligt, elke verrichting afzonderlijk moet worden beschouwd. Bijgevolg is er geen tussenkomst vereist van de commissaris of, waar die  er niet is, van een bedrijfsrevisor aangewezen door de raad van bestuur.

 

In deze omstandigheden, met name de strikte interpretatie van voornoemde artikelen, kan tevens worden gesteld dat de niet-tussenkomst van de commissaris, of van een andere bedrijfsrevisor, geen aanleiding zou kunnen geven tot een sanctie zoals voor NV’s voorzien door artikel 647 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 7:232 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

 

De volgende bedenkingen kunnen evenwel worden geformuleerd bij de volgende situaties waarover de wetgever en de normen van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren stilzwijgend zijn:

  • indien de twee oprichters activa zouden inbrengen waarvan zij onverdeeld eigenaar zijn, en waarvan de globale waarde de 10 %-limiet overschrijdt, dan lijkt het aangewezen dat dergelijke quasi-inbreng het voorwerp uitmaakt van een verslag door de commissaris of een andere bedrijfsrevisor;

    immers, de vergoeding van “het” (“elk” in de wettekst) vermogensbestanddeel overschrijdt de drempel van 10 %;

  • indien eenzelfde oprichter (of bestuurder of andere aandeelhouder) in twee of meerdere stappen een quasi-inbreng zou doen, waarvan de totale waarde de 10 % drempel overschrijdt, dan is het opnieuw aangewezen dat vanaf de tweede quasi-inbreng (zelfs indien de waarde ervan op zichzelf lager is dan 10 % van het geplaatst kapitaal) verslag wordt uitgebracht door de commissaris, of een andere bedrijfsrevisor, waarbij wordt verwezen naar de gezamenlijke waarde van de oorspronkelijke en de nieuwe quasi-inbreng.