20 april 2016

Kan het ICCI een advies verlenen omtrent de hieronder vermelde problematiek?

 

Het betreft een auditmandaat toegewezen na een openbare aanbesteding, uiteraard bevestigd door beslissing algemene vergadering van de betreffende VZW, die de periode van 3 jaar bevestigt en tevens de vergoeding vaststelt.

Volgende vraagstelling is of artikel 135 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:66 van het Wetboek van vennootschappen van toepassing is ten aanzien van het bepaalde inzake de vaststelling van schadevergoeding bij eventueel onwettig ontslag.

Men heeft hieromtrent p. 432-434 van het jaarverslag IBR 2005 geconsulteerd.

 

Wat de toepassing van artikel 135 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:66 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen betreft, verwijzen wij naar een uittreksel van het artikel van de heer E. Vanderstappen, “De commissaris in de VZW, stichting, en iVZW” (TRV-RPS, 2016, p. 117): “Ten einde de modaliteiten van het gemeenrechtelijk commissarismandaat in de non-profitsector te verduidelijken, voegden de artikelen 84, 86 en 87 van de Programmawet van 17 juli 2004 een nieuwe paragraaf 7 toe aan de artikelen 17 en 37 van de wet van 27 juni 1921 en een paragraaf 6 aan artikel 53 van voormelde wet [/ artikel 3:98, § 2 WVV]: De artikelen 130 tot 133, 134, §§ 1 en 3 (thans ook §§ 2 en 6), 135 tot 137, 139 en 140, 142 tot 144, met uitzondering van artikel 144, eerste lid, 4° en 5° (thans 6° en 7°) van het Wetboek van vennootschappen zijn van overeenkomstige toepassing op de verenigingen die een commissaris hebben benoemd. [/ De artikelen 3:56 tot 3:64, 3:65, §§ 1 tot 6, 3:66 tot 3:71, 3:73 tot 3:75, met uitzondering van de artikelen 3:61, §§ 2 en 3, en 3:63, § 3 en van artikel 3:75, § 1, eerste lid, 6° en 8°, zijn van overeenkomstige toepassing op de VZW's en IVZW's die een commissaris hebben benoemd]”.

 

Bijgevolg is het ICCI van oordeel dat de bepalingen van bovenvermeld artikel 135 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:66 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, omtrent de vaststelling van een schadevergoeding bij eventueel onwettig ontslag van de commissaris, in casu eveneens van toepassing zijn.

Voor de volledigheid wenst het ICCI nog te verwijzen naar het model van bijzonder bestek voor de toekenning van commissarismandaten of andere opdrachten aan bedrijfsrevisoren zoals voorgesteld door het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR):

https://sfprod.icci.be/nl/publicaties-en-tools/modeldocumenten/modeldocumenten-detail-page/model-van-bijzonder-bestek.

 

Meer in het bijzonder verwijst het ICCI naar het vierde hoofdstuk “Duur van het commissarismandaat in het kader van een overheidsopdracht” van dit model: “De commissaris kan tijdens zijn opdracht alleen worden ontslagen om wettige redenen in de zin van artikel 135 van het Wetboek van Vennootschappen [/ artikel 3:66 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen].”.