25 maart 2009

Is artikel 3:97 van het KB van 29 april 2019 van toepassing in de onderhavige situatie?

 

Indien een Belgische moederonderneming die de consolidatiecriteria overschrijdt een enige dochteronderneming heeft en op basis van voornoemd artikel 3:97 van het KB van 29 april 2019 de dochteronderneming buiten de consolidatie kan laten, kan de Belgische moederonderneming dan besluiten om geen geconsolideerde jaarrekening en geconsolideerd jaarverslag op te maken en neer te leggen?

 

Het ICCI gaat uit van de veronderstelling dat de betrokken vennootschap niet verplicht is de IAS – IFRS standaarden te volgen voor de gebeurlijke opstelling van haar geconsolideerde jaarrekening.

 

Artikel 110, eerste lid van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:23, eerste lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bepaalt dat: “Elke moedervennootschap moet een geconsolideerde jaarrekening en een jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening opstellen indien zij, alleen of gezamenlijk, één of meer dochterondernemingen controleert.”.

 

Op artikel 112 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:25 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen na, dat betrekking heeft op de kleine groepen, voorziet het Wetboek van vennootschappen en verenigingen geen afwijkingen op de consolidatieverplichting en de opstelling van het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening. In het Jaarverslag 1995 van het IBR, pagina 101, werd er trouwens op gewezen dat het de wettelijke verplichting tot consolidatie is die in overweging moet worden genomen en niet de feitelijke situatie. Tevens werd onderstreept dat de verplichting blijft bestaan, zelfs wanneer de dochtervennootschappen, om welke reden dan ook buiten de consolidatiekring vallen; het wordt voldoende geacht dat de groep een consolidatieverplichting heeft.

 

Wanneer bij toepassing van artikel 3:97 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 een dochter niet wordt geconsolideerd, dan moet dit uitvoerig worden verantwoord in de toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening. Er dient bovendien te worden opgemerkt dat de deelnemingen die buiten de consolidatie zijn gelaten in de geconsolideerde jaarrekening niet opgenomen worden volgens de vermogensmutatiemethode. Inderdaad deze methode wordt, overeenkomstig artikel 3:100 van het koninklijk besluit van 29 april 2019, toegepast op de dochterondernemingen die worden uitgesloten op basis van de artikelen 3:98 en 3:99  en dus niet op basis van artikel 3:97 van hetzelfde koninklijk besluit.

 

De commentaar in voorgaande alinea impliceert dat, rekening houdend met het feit dat de moedervennootschap slechts één dochtervennootschap telt en voor zover dat deze laatste onder toepassing van artikel 3:97 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 valt, er in deze situatie cijfermatig geen verschil zou zijn tussen de geconsolideerde balans en resultatenrekening en de statutaire balans en de resultatenrekening.

 

Het ICCI volgt de stelling van de vraagsteller dat er in dit geval geen geconsolideerde jaarrekening moet worden opgesteld om de redenen die hierboven worden aangehaald. Het ICCI is nochtans van oordeel dat een beslissing geen geconsolideerde jaarrekening op te stellen zeker dient te worden genomen door de raad van bestuur en worden medegedeeld aan de gewone algemene vergadering. Beide organen van de vennootschap dienen zich trouwens bewust te zijn van de strafbepalingen, voorzien in artikel 126, § 1 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:43, § 1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, bij bewuste overtreding van onder andere de artikelen 108 tot 119 en 121 van het Wetboek van vennootschappen en de in uitvoering daarvan genomen besluiten / artikelen 3:21 tot 3:32 en 3:36 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en de in uitvoering daarvan genomen besluiten.

 

Zoals voor andere “uitzonderingsgevallen” voorzien in het koninklijk besluit van 29 april 2019 (bv. in art. 3:7 en 3:116) zal de bedoelde afwijking van de consolidatieregels in ieder geval moeten worden gemotiveerd in de toelichting bij de statutaire jaarrekening. Het kan mogelijks aangewezen zijn om sommige relatief onbelangrijke informatie voorzien in de standaardtoelichting van de geconsolideerde jaarrekening op te nemen in de toelichting bij de statutaire jaarrekening. In deze situatie zou daarenboven – in toepassing van artikel 119, laatste lid van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:32, laatste lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen – informatie die normaal wordt opgenomen in het jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening, kunnen worden opgenomen in het jaarverslag over de statutaire jaarrekening.

 

Gezien bedoelde afwijking niet kan worden toegepast met duidelijke verwijzing naar een artikel in het koninklijk besluit van 29 april 2019, kan de onderneming steeds beslissen een formele afwijking aan te vragen bij het Ministerie van Economische Zaken. Dergelijke aanvraag dient te gebeuren via de Commissie voor Boekhoudkundige Normen.