1 juli 2015
Men vindt dit advies evenwel niet terug op de website van het ICCI en men stelt zich de vraag of het advies eventueel werd ingetrokken?
Aanleiding van de vraag is overigens de enigszins andere situatie, nl. deze waarbij een vennootschap binnen de 2 jaar na haar oprichting en voor een prijs van meer dan 10 % van haar kapitaal, activa wil overnemen van een andere vennootschap waarvan een oprichter (mogelijk de enige) vennoot en zaakvoerder is.
De Juridische Commissie van het IBR heeft destijds geoordeeld dat de bepalingen betreffende de quasi-inbreng beperkend moeten worden geïnterpreteerd. Dit is het gevolg van de strafrechtelijke sancties verbonden aan de niet-naleving van de quasi-inbreng procedure. Strafrechtelijke bepalingen moeten immers steeds beperkend worden geïnterpreteerd.
Volgens de meegedeelde gegevens worden de betrokken activa overgenomen van een vennootschap die niet wordt bedoeld onder punt 4 hierboven.
Bijgevolg is het ICCI van mening dat de procedure in het voorgelegde geval niet van toepassing is, zelfs indien een oprichter van de verkrijgende vennootschap, vennoot en/of zaakvoerder zou zijn van de andere vennootschap.
Het vermeld IBR-advies is te vinden in het IBR-Jaarverslag van 1989 (beschikbaar op www.ibr-ire.be, onder de rubriek “Publicaties – Jaarverslag”). Bovendien wordt dit advies hernomen in de ICCI-brochure 2012/3, Een overzicht van de adviezen van de Juridische Commissie, Antwerpen, Maklu, 2012, pp. 14-15).