5 februari 2016

 

Na consultatie van de Juridische Commissie van het IBR kan het volgende advies worden gegeven omtrent de taalwetgeving.

In de vraag wordt de situatie beschreven waar, in het kader van een fusie en meer bepaald de taalwetgeving, een cliënt een discussie heeft met de door de bestuursorganen aangestelde notarissen.

 

De problematiek die in de vraagstelling werd geschetst, alsook het antwoord hierop van het ICCI, werd omwille van de belangrijkheid voorgelegd aan de Juridische Commissie van het IBR. Hieronder vindt haar standpunt terug.

Het toenmalig Arbitragehof heeft, voor de toepassing van de taaldecreten, elk ander criteria dan deze van de “exploitatiezetel” vernietigd [1]. (E. van Soest, “Langues: leur emploi dans la pratique notariale”, Répertoire notarial, Brussel, Larcier, 2008, p. 99, nr. 172,5, p.106, nr. 196-1, p. 116, nr. 238-2 in fine). Bijgevolg is enkel het criterium van de “exploitatiezetel” relevant om te bepalen welke taal een onderneming dient te hanteren voor haar wettelijke (of reglementair) voorgeschreven akten.

Het toenmalig Arbitragehof heeft de volgende definitie toegekend aan de “exploitatiezetel”:

Het is in de exploitatiezetel - iedere vestiging of centrum van activiteit met enige standvastigheid -waaraan het personeelslid gehecht is, dat de sociale contacten tussen de twee partijen in principe plaatshebben: daar worden doorgaans de opdrachten en instructies aan het personeelslid gegeven, worden hem alle mededelingen gedaan en wendt hij zich tot zijn werkgever. Zo opgevat, is dit criterium in overeenstemming met het grondwettelijk voorschrift inzake het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen.” [2].

Verder verduidelijkt het toenmalig Arbitragehof [3]:

Het criterium, plaats van de exploitatiezetel, beantwoordt ook aan het tweede luik van de toepasselijke materiële bevoegdheidsomschrijving zoals die is gegeven in artikel 59bis, § 3, 3°, van de Grondwet, t.w. de regeling van het gebruik van de talen voor "de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen"; de bedoelde akten en bescheiden bevinden zich normaal in de exploitatiezetel of kunnen tenminste daar worden gesitueerd”.

Bijgevolg is de Juridische Commissie van oordeel dat, voor de toepassing van de taalwetgeving, telkens de definitie van “exploitatiezetel” zoals geformuleerd door het toenmalig Arbitragehof dient te worden gehanteerd, teneinde te bepalen in welke taal (of talen) de wettelijk (of reglementair) voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen dienen te worden opgesteld [4].

Een vennootschap met maatschappelijke zetel in Antwerpen en een bijkomende vestigingseenheid in Luik dient de wettelijke (of reglementair) voorgeschreven akten (dus zowel de jaarrekening, het fusievoorstel, alsook het verslag van de commissaris al dan niet bij een fusie) in het Frans en in het Nederlands op te stellen, indien zowel de maatschappelijke zetel [5] in Antwerpen als de vestigingseenheid in Luik “exploitatiezetels” uitmaken van de onderneming in kwestie, zoals gedefinieerd door het toenmalig Arbitragehof.

Voor meer informatie hieromtrent, wordt verwezen naar E. van Soest, “Langues: leur emploi dans la pratique notariale”, Répertoire notarial, Brussel, Larcier, 2008, p. 47-149.

Tot slot bevestigt de Juridische Commissie de antwoorden op de tweede en derde vraag van het ICCI-advies van 1 december 2015.


[1] « Par deux arrêts datés du 30 janvier 1986 (1er arrêt: Mon. B., 12 févr. 1986, p. 1702 (err. : Mon. B., 19 mars 1986) ; J.T., 1986, p. 215 ; J.T.T., 1986, p. 110 ; R.W., 1985-1986, col. 1985 – 2e arrêt : Mon. B., 12 févr. 1986, p. 1710 (err. : Mon. B., 19 mars 1986) ; J.T. 1986, p. 217 ; J.T.T., 1986, p. 11 ; R.W., 1985-1986, col. 1990) et un arrêt du 18 novembre 1986 (Mon. B., 10 déc. 1986, p. 16.719), la Cour d’arbitrage a partiellement annulé les décrets de 1973 et de 1982, restaurant ainsi la sécurité juridique. Rejetant tout critère d’application autre que le lieu du siège d’exploitation, la Cour uniformise leur champ d’application, ce qui doit éviter dans le futur des conflits entre l’A.R. de 1966, le décret de 1973 et le décret de 1982 » (E. van Soest, “Langues: leur emploi dans la pratique notariale”, Répertoire notarial, Brussel, Larcier, 2008, p. 99, n° 172-5).

[2] Arbitragehof, 30 januari 1986 (http://www.const-court.be/public/n/1986/1986-009n.pdf) en 18 november 1986 (http://www.const-court.be/public/n/1986/1986-029n.pdf, p. 6).

[3] Ibid, p. 6.

[4] Hierbij wenst de Juridische Commissie te verduidelijken dat een “vestiging” slechts een “exploitatiezetel” uitmaakt indien deze voldoet aan de definitie van “exploitatiezetel” zoals geformuleerd door het toenmalig Arbitragehof. Immers, een onderneming met een “exploitatiezetel” in een ander taalgebied, zal zijn wettelijk (of reglementair) voorgeschreven akten en bescheiden dienen op te stellen in de taal van het gebied waarin deze “exploitatiezetel” gelegen is. Enkel het criterium van de “exploitatiezetel” is relevant om te bepalen welke taal een onderneming dient te hanteren voor haar wettelijke (of reglementair) voorgeschreven akten. Hieruit volgt dat een onderneming met een “vestigingseenheid/vestiging” of een onderneming met een “technische bedrijfseenheid” in een ander taalgebied, zijn de wettelijk (of reglementair) voorgeschreven akten en bescheiden zal dienen op te stellen in de taal van het gebied waarin deze “vestigingseenheid/vestiging” of “technische bedrijfseenheid” gelegen is indien deze “vestigingseenheid/vestiging” of “technische bedrijfseenheid” voldoet aan de definitie van “exploitatiezetel” zoals geformuleerd door het toenmalig Arbitragehof.

[5] Gelieve hierbij evenwel op te merken dat de maatschappelijke zetel slechts met een exploitatiezetel kan worden gelijkgesteld in zoverre hij ook een echte exploitatiezetel is, d.w.z. een onontbeerlijk centrum van activiteiten die voor de voorbereiding en de permanente leiding van de zaken nodig is (I. De Weerdt, Taalgebruik in het bedrijfsleven, o.c., 55; F. Hellemans, o.c., 432, nr. 394).