9 november 2012
In geval van een partiële splitsing door oprichting van een nieuwe vennootschap, met evenredige verdeling van de aandelen aan de vennoten van de te splitsen vennootschap, kan men afzien van de tussentijdse informatieplicht.
Men heeft de volgende vraagstelling:
- Wetboek van vennootschappen / Wetboek van vennootschappen en verenigingen: geen uitdrukkelijke limiet wat betreft boekhoudkundige retroactiviteit;
- fiscale administratie: laat een fiscale neutraliteit toe binnen de periode van 7 maanden;
- partiële splitsing door oprichting met evenredige verdeling van de aandelen: geen verplichting tot opstellen tussentijdse balans indien cijfers ouder dan 6 maand (nieuwe wetgeving (28 januari 2012); en
- in casu: als een vennootschap afsluit per 31.12.2011, en dus de termijn van 7 maanden reeds gepasseerd is, wordt sowieso gebruik gemaakt van de cijfers per 30 juni 2012 cijfers.
De vraag is of er inderdaad een geldigheidsduur bestaat bij het gebruik van tussentijdse cijfers (in casu per 30 juni 2012) en er dus voor 30 september 2012 een splitsingsvoorstel moet worden neergelegd.
Met andere woorden, wanneer men gebruik maakt van de niet-naleving van de verplichtingen in kader van fusie- en splitsingsprocedure, en men opteert voor een verslag inbreng in natura, is er dan een “geldigheidsduur” van toepassing wanneer men gebruik maakt van tussentijdse cijfers in het splitsingsvoorstel (in casu 30 juni 2012)?
Als antwoord op de gestelde vraag verwijst het ICCI eerst naar punt 2.2. van de omzendbrief 2012/03 met betrekking tot de impact van de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen ingevolge richtlijn 2009/109/EG wat verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusie en splitsing betreft (beschikbaar op de website van het IBR www.ibr-ire.be, onder de rubriek “Regelgeving – Rechtsleer – Omzendbrieven”), dat het volgende stipuleert:
“Ingeval er beroep wordt gedaan op de vrijstelling van een fusie- of splitsingsverslag, zijn de artikelen 313, 423 en 602 van het Wetboek van vennootschappen [/ artikelen 5:133, 6:110 en 7:197 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen] betreffende inbreng in natura terug van toepassing, met inbegrip van de eventuele uitzonderingen die ze bevatten.”.
In dit geval verbiedt het Wetboek van vennootschappen niet dat een inbrengverslag wordt opgesteld op basis van tussentijdse cijfers per 30 juni 2012.
Niettemin wenst het ICCI de aandacht te vestigen op punt 3.6. van de Normen inzake controle van inbreng in natura en quasi-inbreng (beschikbaar op www.ibr-ire.be, onder de rubriek “Regelgeving – Normen”):
“In de mate dat zij betekenisvol zijn voor de verrichting, vermeldt de bedrijfsrevisor in zijn verslag de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan of waarvan hij kennis heeft gekregen na het afsluiten van de boekhoudkundige staat waaraan hij refereert, of na de datum van vaststelling van de waarde of van de vergoeding van de bestanddelen van de inbreng in natura of de verkrijging.
Indien deze gebeurtenissen de partijen er niet toe hebben gebracht om de voorwaarden van de verrichting te wijzigen, zal in het verslag een voorbehoud geformuleerd worden.”.
Ten slotte is de Raad van het Instituut van mening dat, in deze hypothese, de besluiten van een revisoraal verslag over de inbreng in natura bijvoorbeeld kunnen worden geformuleerd als volgt:
“De voor inbreng in natura door de partijen weerhouden waarderingsmethoden zijn verantwoord door het beginsel van de boekhoudkundige continuïteit, van toepassing op onderhavige verrichting, en leiden tot inbrengwaarden die ten minste overeenstemmen met het aantal en de nominale waarde of, bij ontstentenis van de nominale waarde, met de fractiewaarde van de als tegenprestatie van de inbrengen uit te geven aandelen of deelbewijzen, vermeerderd met de andere elementen toegevoegd aan het eigen vermogen ter gelegenheid van onderhavige verrichting, zodat de inbreng in natura niet overgewaardeerd is.”.
Wat de periode tussen 30 juni 2012 en 30 september 2012 betreft, is het opstellen van sommige documenten in het kader van een splitsing niet meer verplicht op basis van de volgende bepalingen:
- Artikel748, § 2, voorlaatste lid van het Wetboek van vennootschappen / artikel 12:80, § 2, voorlaatste lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen:
“Er zijn geen tussentijdse cijfers vereist indien de vennootschap een halfjaarlijks financieel verslag als bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 14 november 2007 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt bekendmaakt, en dit overeenkomstig dit lid aan de aandeelhouders beschikbaar stelt.” /
“Het eerste lid, 5°, is niet van toepassing indien de vennootschap een halfjaarlijks financieel verslag als bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 14 november 2007 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt bekendmaakt, en dit overeenkomstig dit lid aan de aandeelhouders beschikbaar stelt.”.
- Artikel 749 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 12:81van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen:
“De vennootschappen die aan de splitsing deelnemen, behoeven de artikelen 745 en 748 niet toe te passen, in zover dit laatste naar de verslagen verwijst, indien alle vennoten en alle houders van effecten waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden, daarvan hebben afgezien.
De afstand van dat recht wordt vastgesteld bij een uitdrukkelijke stemming in de algemene vergadering die over de deelneming aan de splitsing moet besluiten.” /
“Indien alle vennoten of aandeelhouders en alle houders van andere stemrechtverlenende effecten in elke bij de splitsing betrokken vennootschap hiermee hebben ingestemd, zijn de artikelen 12:77 en 12:80, in zover dit laatste naar de verslagen verwijst, niet van toepassing.
De afstand van dat recht wordt vastgesteld bij een uitdrukkelijke stemming in de algemene vergadering die over de deelneming aan de splitsing moet besluiten.
In de agenda van die algemene vergadering wordt vermeld dat de vennootschap voornemens is deze bepaling toe te passen en worden het eerste en het tweede lid opgenomen.”.
De vraag is of de tussentijdse balans een verslag is in de zin van bovenvermeld artikel 749 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 12:81 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Om daarop te kunnen antwoorden verwijst het ICCI naar twee uittreksels van de voorbereidende werkzaamheden (Parl. Doc. 1849-003, beschikbaar op www.dekamer.be) van de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen ingevolge Richtlijn 2009/109/EG wat verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen betreft:
“2. Daarnaast komt de vereenvoudiging eveneens tot stand doordat verslagen niet langer vereist zijn, indien alle vennoten daarmee hebben ingestemd. Hierdoor vervallen de gebruikelijke en omslachtige administratieve plichtplegingen.
Zo bijvoorbeeld kan het verslag van het bestuursorgaan over het fusievoorstel achterwege worden gelaten, net zoals het revisoraal controleverslag in het kader van het fusie- en splitsingsvoorstel. Ook de tussentijdse inlichtingen over belangrijke wijzigingen in het vermogen zijn in dat geval niet meer nodig, indien alle vennoten het hierover eens zijn.
3. De voorbereiding van de algemene vergadering wordt eveneens vereenvoudigd, omdat het wetsontwerp voorts ertoe strekt de ontvangst van stukken per elektronische post mogelijk te maken zoals ook het beschikbaar stellen van documenten op een internetwebsite. Indien een vennootschap een halfjaarlijks financieel verslag bekendmaakt, of indien alle aandeelhouders dat ,beslissen, moet zij geen tussentijdse cijfers opmaken.”.
Bovendien stelt de overweging nr. 10 van Richtlijn 2009/109/EG dat:
“Fusies van moederondernemingen en hun dochterondernemingen hebben beperkte economische gevolgen voor aandeelhouders en schuldeisers indien het stemrecht van de moederonderneming 90 % of meer omvat van de aandelen en andere effecten van de dochteronderneming waaraan stemrecht is verbonden. Hetzelfde geldt voor sommige splitsingen, met name wanneer vennootschappen worden gesplitst in nieuwe vennootschappen die eigendom zijn van de aandeelhouders in een verhouding die evenredig is met hun rechten in de gesplitste vennootschap. Daarom dienen in dergelijke gevallen de uit de Richtlijnen 78/855/EEG en 82/891/EEG voortvloeiende verslaggevingsverplichtingen te worden verlicht.”.
Bijgevolg is het ICCI van oordeel dat de tussentijdse balans binnen het toepassingsgebied van bovenvermeld artikel 749 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 12:81 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen valt.