7 augustus 2012

Kan een inbrengverslag worden opgesteld, gebaseerd op de cijfers zoals geschetst in onderstaande situatie?

Zo ja, dient er rekening te worden gehouden met bijzondere regelgeving?

Fusie tussen de Vennootschap X NV en Vennootschap Y NV.

De 2 bovengenoemde vennootschappen wensen te fusioneren, de fusie zal uitwerking hebben op 1 april 2012.

Vennootschap X, de overnemende vennootschap, sluit haar boekjaar af op 31 december. Vennootschap Y, de overgenomen vennootschap, sluit haar boekjaar af op 31 maart.

Een bedrijfsrevisor werd aangesteld tot het opmaken van het inbrengverslag naar aanleiding van deze fusie.

Het accountantskantoor van deze 2 bedrijven deelt het bedrijfsrevisorenkantoor mee dat er geen cijfers per 31 maart 2012 beschikbaar zijn van de vennootschap X en dat zij wensen dat wij werken op de cijfers per 31 december 2011 van vennootschap X en de cijfers per 31 maart 2012 van Vennootschap Y voor het opstellen van dit inbrengverslag.

Er werd in het fusievoorstel ook geen rekening gehouden met eventuele mutaties bij vennootschap X gedurende de eerste 3 maanden van 2012 met betrekking tot de ruilverhouding van de aandelen.

 

Het ICCI is van oordeel dat het gegeven standpunt correct is: het Wetboek van vennootschappen / Wetboek van vennootschappen en verenigingen verbiedt immers niet dat een inbrengverslag in het kader van een fusie door overneming wordt opgesteld terwijl de overnemende vennootschap haar boekjaar op 31 december 2011 heeft afgesloten en de overgenomen vennootschap haar boekjaar op 31 maart 2012 heeft afgesloten.

 

Niettemin wenst het ICCI de aandacht te vestigen op punt 3.6. van de Normen inzake controle van inbreng in natura en quasi-inbreng (beschikbaar op www.ibr-ire.be, onder de rubriek “Regelgeving – Normen”):

In de mate dat zij betekenisvol zijn voor de verrichting, vermeldt de bedrijfsrevisor in zijn verslag de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan of waarvan hij kennis heeft gekregen na het afsluiten van de boekhoudkundige staat waaraan hij refereert, of na de datum van vaststelling van de waarde of van de vergoeding van de bestanddelen van de inbreng in natura of de verkrijging.

Indien deze gebeurtenissen de partijen er niet toe hebben gebracht om de voorwaarden van de verrichting te wijzigen, zal in het verslag een voorbehoud geformuleerd worden.”.

Bovendien verwijs het ICCI naar punt 2.2. van de IBR-omzendbrief 2012/03 betreffende de impact van de wet van 08/01/2012 tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen ingevolge richtlijn 2009/109/EG wat verslaggevings- en documentatie-verplichtingen in geval van fusie en splitsing betreft:

Ingeval er beroep wordt gedaan op de vrijstelling van een fusie- of splitsingsverslag, zijn de artikelen 313, 423 en 602 van het Wetboek van vennootschappen [/ artikelen 5:133, 6:110 en 7:197 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen] betreffende inbreng in natura terug van toepassing, met inbegrip van de eventuele uitzonderingen die ze bevatten.”

In ieder geval wenst het ICCI op te merken dat de inbreng moet ingaan op dezelfde datum als deze vanaf dewelke de handelingen van de over te nemen vennootschap boekhoudkundig geacht worden te zijn verricht voor rekening van de overnemende vennootschap.

De Raad van het IBR is van mening dat, in deze hypothese, de besluiten van een revisoraal verslag over de inbreng in natura bijvoorbeeld kunnen worden geformuleerd als volgt:

De voor inbreng in natura door de partijen weerhouden waarderingsmethoden zijn verantwoord door het beginsel van de boekhoudkundige continuïteit, van toepassing op onderhavige verrichting, en leiden tot inbrengwaarden die ten minste overeenstemmen met het aantal en de nominale waarde of, bij ontstentenis van de nominale waarde, met de fractiewaarde van de als tegenprestatie van de inbrengen uit te geven aandelen of deelbewijzen, vermeerderd met de andere elementen toegevoegd aan het eigen vermogen ter gelegenheid van onderhavige verrichting, zodat de inbreng in natura niet overgewaardeerd is.”.