1 september 2014
Kan het ICCI een advies geven omtrent de hieronder vermelde situatie?
Een bedrijfsrevisor wordt regelmatig aangesteld door hetzij de ondernemingsrechtbank als gerechtelijk expert, hetzij door CEPANI, als expert in een arbitragezaak.
Dit valt onder de “contractuele” opdrachten. In het algemeen maakt men steeds opdrachtbrieven op met hierin een beperking van de aansprakelijkheid tot 3 à 5 keer de erelonen.
Vraag is of men een gelijkaardige opdrachtbrief dient op te stellen voor een dergelijke opdracht (onderscheid te maken tussen aanstelling door rechtbank versus aanstelling door CEPANI arbiters?) en of men zijn aansprakelijkheid hier ook niet best beperkt want dat is nu niet het geval.
Anderzijds is het absoluut niet gebruikelijk om in deze gevallen een opdrachtbrief op te stellen. Bovendien: wie dient deze dan te ondertekenen? De rechtbank (qq de arbiters) of de partijen in de rechtszaak?
Als antwoord op de gestelde vragen kan het ICCI meedelen dat de inhoud en de modaliteiten van desbetreffende opdrachten worden gedefinieerd hetzij in de beslissing of het onderzoek vastgelegd in het Gerechtelijk Wetboek (artt. 962 – 991bis Ger. W.), hetzij door de arbitrale beslissing. Bovendien kan de deskundige niet aansprakelijk worden gesteld, behalve in geval van bedrog of zware fout (art. 37 van het CEPANI reglement 2013), voor zover het in voorkomend geval niet de betwisting van zijn erelonen betreft.
Het ICCI is van oordeel dat de bedrijfsrevisor en zijn cliënt (hier de rechter of het scheidsgerecht), overeenkomstig artikel 21 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, verplicht een opdrachtbrief dienen op te stellen voorafgaand aan de uitvoering van de opdracht. Naast de omschrijving van de opdracht dient de opdrachtbrief op een evenwichtige wijze de wederzijdse rechten en plichten van de cliënt en van de bedrijfsrevisor te bepalen.