19 januari 2009
Is het de bedrijfsrevisor deontologisch toegelaten een geschenk van de door hem gecontroleerde vennootschap te aanvaarden?
Er wordt verwezen naar pagina 337 van het Vademecum 2009, Deel I Rechtsleer (Antwerpen, Standaard Uitgeverij 2009):
“Wijze van honoraria
Voordelen buiten honoraria moeten als ongezond worden beschouwd, omdat ze ondoorzichtig zijn.
Overeenkomstig [artikel 16, § 4 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren]: “De bedrijfsrevisor mag geen geld of andere geschenken of gunsten aanvaarden van de entiteit waar hij een revisorale opdracht uitvoert of van met die entiteit verbonden entiteiten, met uitzondering van de geringe voordelen die door een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde als verwaarloosbaar of onbeduidend zouden worden beschouwd.”.”.
Met andere woorden moet er dan ook een absoluut verbod bestaan ten aanzien van elk voordeel in natura dat een rechtstreekse of onrechtstreekse vergoeding voor de revisorale opdracht zou inhouden of die ertoe zou strekken hem een welwillende houding te doen aannemen.
Wel mag het voorschrift niet in een té strenge betekenis worden gelezen, luidens welke de revisor of zijn medewerkers de geringe voordelen zouden moeten weigeren, waarvan wordt aanvaard dat zij behoren tot de geplogenheden tussen personen die elkaar vaak ontmoeten en die men hoffelijkheidshalve niet kan weigeren”.
De ICCI-publicatie 2007/2, Het statuut van de commissaris, door Prof. Dr. Bernard Tilleman (die Keure, p.145, nr. 236-237) geeft meer informatie in verband met deze problematiek.