27 februari 2020

  1. De situatie wordt beschreven waar de norm met betrekking tot de contractuele controle van KMO’s en kleine (i)vzw’s en stichtingen en de gedeelde wettelijk voorbehouden opdrachten bij KMO’s en kleine vzw’s en stichtingen vermeldt onder punt 1.1.2, § 3: “De lijsten met gedeelde wettelijk voorbehouden assurance-opdrachten die onder het toepassingsgebied van deze norm vallen en waarvoor de Instituten en/of de wetgever de mate van zekerheid hebben bepaald worden opgenomen in bijlagen 5 en 6 bij deze norm”. Bijlage 5 bij deze norm vermeldt onder meer: “Art. 181 W. Venn.”, zijnde de opdracht bij een ontbinding. Vanaf 1 januari 2020 is het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) van toepassing.

     

    Hierbij wordt de vraag gesteld of bovenvermelde norm niet van toepassing is op de opdracht volgens artikel 2:71, § 2, derde lid WVV.

     

     

  2. Als antwoord op deze vraag, wenst het ICCI de aandacht te vestigen op het feit dat de norm met betrekking tot de contractuele controle van KMO’s en kleine (i)vzw’s en stichtingen en de gedeelde wettelijk voorbehouden opdrachten bij KMO’s en kleine vzw’s en stichtingen ( [1] ) is goedgekeurd op 18 december 2018 en dat het Bericht tot goedkeuring van de minister die bevoegd is voor Economie werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12 maart 2019. Toen deze norm werd gepubliceerd, was het WVV nog niet van kracht, want deze is pas van toepassing verklaard vanaf 1 januari 2020, en dit voor alle op deze datum bestaande vennootschappen.

     

    De voormelde normen zijn nog steeds van toepassing, maar de beroepsbeoefenaar dient tevens rekening te houden met eventuele wijzigingen die door het WVV werden aangebracht. Bijgevolg is bovenvermelde norm wel van toepassing op de opdracht volgens artikel 2:71, § 2, derde lid WVV.

     

    In dit kader verwijst het ICCI naar IBR-Mededeling 2019/09, “Mededeling omtrent de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen” ( [2] ) en diens Bijlage 2, “Concordantietabel van de bijzondere opdrachten” ( [3] ).

     

  3. Voor de volledigheid wenst het ICCI nog op te merken dat full compliance met de ISA’s een volwaardig alternatief is dat door sommige bedrijfsrevisorenkantoren wordt verkozen, teneinde maximaal één referentiestelsel te hanteren. Hiervoor verwijst het ICCI naar IBR-Advies 2019/12, “Toepassingsgebied van de controle- en beoordelingsnormen” ( [4] ), dat op pagina 3 stelt:

 

De   bedrijfsrevisorenkantoren   die,   om   redenen   van   kosteneffectiviteit   en   efficiëntie, geen twee verschillende methodologiëen wensen uit te werken of toe te  passen,  kunnen  de  methodologie  uitgewerkt  op  basis  van  de  ISA’s  blijven  toepassen in alle gevallen, zonder dat het evenwel noodzakelijk is om naar de ISA’s te verwijzen in het verslag. Immers, de toepassing van de ISA’s houdt minstens de naleving  van  de  gemeenschappelijke  KMO-norm  in.  De  Raad  van  het  Instituut  wenst erop te wijzen dat het omgekeerde evenwel niet geldt.”.