22 juli 2009
Hoe moet het koersverschil op vordering en schuld tussen groepsvennootschappen boekhoudkundig worden behandeld?
De vraag betreft de verwerking in de geconsolideerde jaarrekening van een koersverschil dat bestaat tussen een vordering uitgedrukt in Euro bij een dochter op een andere buitenlandse dochter die de overeenstemmende schuld in haar boekhouding heeft uitgedrukt (omgezet) in de lokale munt, die sedertdien tegenover de Euro een minderwaarde heeft ondergaan. Een bedrijfsrevisor stelt zich daarbij de vraag welke de impact op consolidatie – bij de Belgische moedervennootschap die consolideert op basis van “Belgian GAAP” – zou zijn van het feit dat de beide vennootschappen zich thans formeel akkoord hebben verklaard de openstaande schuld niet terug te vorderen binnen de eerstkomende vijf jaar, of de schuld helemaal niet terug te vorderen, indien de buitenlandse vennootschap hierbij een koersverlies zou dienen ten laste nemen.
Met verwijzing naar de paragrafen 15 en 15.A van IAS 21 oordeelt een bedrijfsrevisor dat het bedoelde wisselkoersverlies in consolidatie niet dient te worden opgenomen in de resultatenrekening, doch kan worden verwerkt als een omrekeningsverschil dat rechtstreeks opgenomen wordt als een component van het eigen vermogen. De geciteerde paragrafen van IAS 21 hebben betrekking op een vordering die een moedervennootschap (eventueel via een andere groepsvennootschap) heeft op een buitenlandse entiteit, die zij beschouwt als een extensie van haar netto-investering in bedoelde dochter. De ten laste name in de resultatenrekening kan alsdan worden verdaagd tot het ogenblik van afstoting van bedoelde investering (zie paragrafen 32 en 48 van IAS 21).
Uit de vraagstelling begrijpt het ICCI evenwel dat de intragroepvordering/schuld oorspronkelijk het karakter had van een handelsvordering/handelsschuld en initieel helemaal niet bedoeld was als een verlenging van de netto-investering in de buitenlandse dochtervennootschap. Paragraaf 15 (laatste zin) van IAS 21 stelt trouwens uitdrukkelijk: “handelsvorderingen en handelsschulden behoren hier niet toe”. Het ICCI is van oordeel dat de voormelde paragrafen van IAS 21 pas kunnen worden toegepast vanaf het ogenblik dat de groep op een bepaald ogenblik beslist de vordering om te zetten in een bijkomende permanente investering. Dit impliceert, naar het oordeel van het ICCI, dat op bedoeld ogenblik het bestaande verlies op wisselkoers dient te worden ten laste genomen van het resultaat in consolidatie, terwijl het effect van toekomstige verdere muntontwaarding van de lokale munt van de buitenlandse dochtervennootschap in consolidatie gebeurlijk zou kunnen worden verwerkt als component van het eigen vermogen.
In de vraagstelling heeft het ICCI genoteerd dat de buitenlandse dochtervennootschap terecht de koersverliezen – die men kwalificeert als “belangrijk” – in haar statutaire jaarrekening ten laste heeft geboekt van het resultaat, waarbij haar schuld in lokale munt tegenover de Belgische dochtervennootschap werd verhoogd om opnieuw overeen te stemmen met het equivalent van de oorspronkelijke schuld in Euro. Indien de jaarrekening bestemd voor consolidatie door de moedervennootschap op dezelfde basis is opgesteld, zal dit koersverlies automatisch als dusdanig worden opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening en zal er overeenstemming zijn tussen de schuld en de vordering, beide uitgedrukt in Euro.
In het tegenovergestelde geval zal het probleem zich effectief stellen bij de eliminatie van de intragroepvorderingen en schulden als onderdeel van de consolidatie van de Belgische moedervennootschap. Deze eliminatieprocedure staat volledig los van de bedoelde integratie van een buitenlandse entiteit in het geconsolideerd geheel (namelijk de vervanging van de netto-investeringswaarde door de activa- en passiva-componenten bij de buitenlandse dochtervennootschap), en waarbij inderdaad het wisselkoerseffect inderdaad kan worden verwerkt als een component van het eigen vermogen. In de consolidatie van de Belgische moedervennootschap dient men, naar het oordeel van het ICCI, het bestaande koersverlies:
Het ICCI is van oordeel dat in het geval dat de Belgische moedervennootschap weigert het koersverlies ten laste van het resultaat te nemen in consolidatie, de commissaris zal moeten oordelen of het getrouw beeld van de geconsolideerde jaarrekening al dan niet op een significante wijze wordt beïnvloed.