24 juni 2008
Heeft de inrichting van een ondernemingsraad een impact op het mandaat van de zittende commissaris?
Artikel 155 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:85 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bepaalt dat:
“Indien in een vennootschap een commissaris moet worden aangesteld krachtens deze titel, wordt de taak bedoeld in de artikelen 151 tot 154 uitgeoefend door deze commissaris.” /
“Indien in een vennootschap een commissaris moet worden aangesteld krachtens deze titel, wordt de taak bedoeld in de artikelen 3:77 tot 3:80 uitgeoefend door deze commissaris.”.
De ondernemingsraad heeft in principe een medebeslissingsrecht met betrekking tot de aanstelling van de commissaris in de vennootschappen met een ondernemingsraad. (cf. art. 156 W. Venn. / art. 3:88 WVV).
Indien een vennootschap of een vereniging reeds een commissaris heeft aangesteld en er voor het eerst een ondernemingsraad wordt opgericht in deze vennootschap of vereniging waar voordien geen ondernemingsraad bestond, blijft deze commissaris evenwel in functie tot het einde van zijn driejarig mandaat. De ondernemingsraad zal in dat geval derhalve slechts haar medebeslissingsrecht kunnen uitoefenen na het verstrijken van het mandaat van de zittende revisor.
De Hoge Raad voor het Bedrijfsrevisoraat (thans Hoge Raad voor de Economische Beroepen) heeft in een advies wel de aanbeveling gegeven dat de bedrijfsrevisor aan de ondernemingsraad een “curriculum vitae” meedeelt. Indien de werknemersafgevaardigden dit verzoeken, deelt hij tevens een nota betreffende de raming van de omvang en de vergoeding van de uit te voeren prestaties en een beschrijving van hun inhoud mee (art. 4:4, tweede lid K.B. van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen).”
Bovenvermelde teksten zijn uittreksels uit de volgende brochure, waarnaar wordt verwezen voor meer informatie omtrent deze problematiek, namelijk het punt 4.4 van B. Tilleman, Het statuut van de commissaris, ICCI 2007/2, Brugge, die Keure p. 43 e.v.).