6 juli 2007

 

Is het een bedrijfsrevisor toegelaten een inspecteur van de fiscale administratie op diens verzoek een kopie over te maken van zijn revisoraal verslag aangaande de quasi-inbreng van een onroerend goed in een naamloze vennootschap (NV)?

 

De wettelijke basis van het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor is ingeschreven in artikel 86, § 1, 1° en 2° van de wet van 7 december 2016 dat stelt:

 

Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bedrijfsrevisoren, de geregistreerde auditkantoren, de stagiairs en de personen voor wie zij instaan. Buiten de uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht waarin dit artikel voorziet, geldt deze plicht evenmin voor:

1° de mededeling van een attest of van een bevestiging verricht met de schriftelijke toestemming van de onderneming waarbij zij hun taak uitoefenen

2° de mededeling van een attest of van een bevestiging gericht tot een commissaris of een persoon die in een onderneming naar buitenlands recht een gelijkaardige taak als die van commissaris uitoefent, binnen het kader van de hun toevertrouwde controle over de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van een onderneming.”.

 

Inzake quasi-inbreng bepaalt artikel 447, § 1, tweede lid in fine van het Wetboek van vennootschappen / artikel 7:10, § 1, tweede lid in fine van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen:

Het bijzonder verslag van de raad van bestuur en het bijgevoegde verslag worden op de griffie van de ondernemingsrechtbank neergelegd overeenkomstig artikel 75” /

“Het bijzonder verslag van het bestuursorgaan en het bijgevoegde verslag worden neergelegd en bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen artikelen 2:8 en 2:14, 4°.”.”.

 

Het is passend te onderlijnen dat de conclusies in geval van een quasi-inbreng niet het voorwerp uitmaken van een bekendmaking in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. Enkel het verslag wordt neergelegd op de griffie van de ondernemingsrechtbank. De Normen inzake controle van inbreng in natura en quasi-inbreng schrijven niets voor op het vlak van het ontbreken van de neerlegging van het verslag. De bedrijfsrevisor dient hieraan aandacht te besteden, in het bijzonder wanneer hij commissaris is van de vennootschap waarin de inbreng wordt verricht.

 

De Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) is de mening toegedaan dat de bedrijfsrevisor het beroepsgeheim dient in te roepen wanneer de belastingadministratie hem vraagt om zijn volledig verslag over te maken. Hoewel het verslag van de bedrijfsrevisor in het geval van een inbreng in natura en van een quasi-inbreng moet worden neergelegd (het heeft derhalve ook een openbaar karakter doch middels een moeilijkere toegankelijkheid), impliceert dit niet dat de bedrijfsrevisor ertoe gehouden is om het aan de belastingadministratie over te maken.  

Het IBR beveelt de bedrijfsrevisor aan om het bestuursorgaan erop te wijzen over te gaan tot de neerlegging van het controleverslag op de griffie.  

 

Zelfs in het geval de cliënt zijn toestemming zou verlenen aan de bedrijfsrevisor teneinde aan de vraag van de belastingadministratie tegemoet te komen, blijft het beroepsgeheim in hoofde van de bedrijfsrevisor gelden. Immers, de uitzondering op het beroepsgeheim ingeval van schriftelijke toestemming van de onderneming geldt enkel voor de mededeling van een attest of bevestiging (art. 458 Sw. juncto art. 86, § 1, 1° van de wet van 7 december 2016).

 

De bedrijfsrevisor is trouwens tot het beroepsgeheim gehouden tegenover alle openbare besturen met inbegrip van het bestuur van de belastingen. Wat dit laatste betreft, is het nodig te herinneren aan artikel 334 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, luidens hetwelk dit bestuur aan het tuchtorgaan van het Instituut (de Raad van het IBR) een verzoek kan richten om na te gaan of, en gebeurlijk in hoeverre, de gevraagde inlichtingen door het beroepsgeheim gedekt zijn. Indien de Federale Overheidsdienst Financiën het verslag inzake inbreng in natura wenst te bekomen, kan hij de Raad van het IBR adiëren. Die zal beoordelen of, en eventueel in welke mate, de vraag om deze inlichtingen te verzoenen is met het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor.