4 september 2008
Hoe moet de waarde van minderheidsparticipaties in relatie tot het percentage van het totaal van de aandelen (“décote”) worden vastgesteld?
Er wordt verwezen naar een publicatie van de hand van R. Vandelanotte, namelijk Opvolging in Ondernemingen, ced.samsom, 1990, p.100, nr. 9:
“De waarde van een aandeel is niet gelijk aan de fractie die het aandeel in het kapitaal vertegenwoordigt. Hier speelt macht in de algemene vergadering een belangrijke rol. Die macht kan verschillende vormen aannemen:
Gekwalificeerde meerderheid
In dit geval heeft een aandeelhouder minstens 75% van het totaal aantal aandelen. De waarde van het aandeel is gelijk aan zijn fractie in het kapitaal.
Gewone meerderheid
De aandeelhouder heeft 50% + 1 aandeel tot 75% min 1 aandeel. Een minwaarde van 1/10 is zeker te weerhouden.
Gekwalificeerde minderheid
Hier heeft de aandeelhouder 25% plus één aandeel tot 50% min één aandeel. Een minwaarde van ± 15% is hier te weerhouden.
Gewone minderheid
De aandeelhouder bezit 1% tot 25% min één aandeel. Men moet rekening houden met een minwaarde van ± 20% à 25%.”.
Dit kan dienen als voorbeeld voor verschillende hoogtes van participaties in familiale ondernemingen.
Bovendien gaat het enkel om een aanwijzing. Naargelang de feitelijke omstandigheden kan een minderheidsparticipatie soms geen waarde hebben (want er zijn nooit uitkeringen) of, integendeel, veel waarde (als de minderheidsaandeelhouder als spilfiguur kan optreden tussen twee groepen aandeelhouders).
Deze regels gelden uiteraard niet voor genoteerde vennootschappen.