18 december 2008

Wat is de aard van de informatie over de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen van de bestuurders?

 

Artikel 3:82, XXI, 2°, tweede gedachtestreepje van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen gebiedt de vermelding van  volgende gegevens: “het bedrag van de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen en van de ten laste van de resultatenrekening toegekende pensioenen, respectievelijk aan de bestuurders en zaakvoerders en aan oud-bestuurders en zaakvoerders, voor zover deze vermelding niet uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking hebben op de toestand van één  enkel identificeerbaar persoon”.

 

Anderzijds heeft, in  antwoord op diverse vragen, de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) in haar advies 111-1 gepreciseerd dat: “de door die tekst bedoelde bezoldigingen niet uitsluitend die zijn welke zijn verbonden aan het uitoefenen van de statutaire functie van beheerder (...); worden bedoeld de bezoldigingen die om even welke reden dan ook ten laste van de vennootschap toegekend worden (...). Ze  omvatten de bezoldigingen die aan deze personen worden toegekend krachtens een arbeidscontract, een aannemingscontract of mandaat.”.

 

Op basis van bovenvermelde referenties wordt het volgend standpunt aangenomen in antwoord op de respectievelijke vragen:

 

Vraag 1

 

Onrechtstreekse bezoldigingen bevatten onder andere voordelen van alle aard, inclusief premies voor groepsverzekeringen die worden ten laste gelegd van de vennootschap onder de rubriek 618 van het algemeen rekeningstelsel (Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het Wetboek van economisch recht : minimumindeling van algemeen rekeningenstelsel voor verenigingen en Stichtingen), evenals de effectieve pensioenvergoedingen betaald aan oud-bestuurders. De interpretatie van de CBN impliceert dat ook de vergoedingen die aan bestuurders worden betaald voor hun functie als directeur (sociaal statuut als werknemer krachtens een arbeidscontract) als dusdanig dienen te worden beschouwd.

 

Voordelen van alle aard die zuiver fiscaal worden weerhouden en bijgevolg niet onder de rekeningenrubriek 618 zijn terug te vinden, worden niet beschouwd als vergoedingen aan te geven in uitvoering van voormeld artikel 3:82, XXI, 2° van het koninklijk besluit van 29 april 2019.

 

Vraag 2

 

Op basis van het antwoord op de vraag 1, met verwijzing naar het advies 111-1 van de CBN, blijkt dat ook de integrale bezoldigingen betaald aan de andere bestuurders die als directeur/werknemer (overeenkomstig een arbeidscontract) worden vergoed, dienen te worden opgenomen in de toelichting bij de jaarrekening als bezoldigingen van de bestuurders.

 

Op deze basis zal het trouwens niet identificeerbaar zijn wat aan één enkel bestuurder werd betaald als bezoldiging.

 

Vraag 3

 

Indien een bestuurder de vergoeding voor zijn prestaties in het kader van zijn mandaat als bestuurder van de vennootschap laat factureren door zijn managementvennootschap (EBVBA / EBV), dient er te worden verondersteld dat een geschreven overeenkomst werd gemaakt waarin de modaliteiten van afstand van de bestuurdersvergoeding  aan de EBVBA / EVB worden geregeld.

 

In een dergelijke situatie dienen de vergoedingen betaald aan de EBVBA / EBV van de bestuurder, wel degelijk geboekt te worden onder de rekeningenrubriek 618 en bijgevolg ook als dusdanig dienen te worden vermeld in de toelichting bij de jaarrekening. Het feit dat op naam van de EBVBA / EBV geen fiscale fiche als bestuursvergoeding wordt opgesteld is naar ons oordeel niet relevant.

 

Vraag 4

 

Indien aan de bestuurder in persoonlijke naam wel degelijk een vergoeding wordt toegekend in het kader van zijn mandaat, terwijl de EBVBA / EBV van deze bestuurder andere dienstprestaties van deze laatste factureert, dan dienen deze vergoedingen als (onrechtstreekse) bestuurdersvergoedingen te worden beschouwd en aldus behandeld in de boekhouding en jaarrekening van de vennootschap. Het dient natuurlijk te gaan over facturaties voor prestaties en niet voor andere diverse kosten.

 

Deze interpretatie zal mogelijks niet door iedereen worden onderschreven. Het is ook niet mogelijk zich uit te spreken voor de interpretatie die door de fiscale administratie zal worden gegeven in dergelijke situatie. Daarom zou deze vraag mogelijks kunnen worden voorgelegd aan de CBN om een formeel antwoord te bekomen.