23 maart 2016

Aangezien de huur wordt toegerekend vanaf moment X (in splitsingsakte), zijnde vooraleer de immovennootschap bestaat, is de vraag welke partijen de huurovereenkomst dienen te ondertekenen?

 

Een vennootschap zal partieel worden gesplitst. Het onroerend goed wordt afgezonderd en dat zal worden verhuurd aan de werkvennootschap. Er zal een huurovereenkomst opgesteld dienen te worden tussen beide vennootschappen. En dienen er notulen strijdig belang te worden opgesteld?

 

Aangezien de huur wordt toegerekend vanaf moment X (in splitsingsakte), zijnde vooraleer de immovennootschap bestaat, stelt men het ICCI de volgende vragen:

-          Welke partijen dienen de huurovereenkomst te ondertekenen?; en

-          Dient in voorkomend geval toepassing te worden gemaakt van de belangenconflictregeling?

Overeenkomstig artikel 60 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 2:2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen worden alle verbintenissen die maximaal twee jaar vóór de oprichtingsakte werden aangegaan voor rekening van de vennootschap (in oprichting), geacht van in het begin af door haar te zijn aangegaan. Daartoe dient de vennootschap wel:

-          binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis het in artikel 68 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 2:8 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde uittreksel uit de oprichtingsakte van vennootschappen te hebben neergelegd; en bovendien

-          die verbintenis binnen twee maanden na voormelde neerlegging te hebben overgenomen. 

Het ICCI vestigt de aandacht op het feit dat artikel 60 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 2:2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen het enkel mogelijk maakt om de verbintenissen die werden aangegaan vóór de oprichting van de vennootschap over te nemen indien zij in naam van de vennootschap werden genomen [1]; hieruit blijkt dat de huurovereenkomst in casu in naam van de vennootschap in oprichting dient te worden aangegaan en dient te worden ondertekend door zowel de verhuurder (in casu door de oprichters van de vennootschap in oprichting), als de huurder (in casu door het bestuursorgaan van de reeds bestaande vennootschap).

Als antwoord op de tweede vraag kan het ICCI meegeven dat de belangenconflictregeling zoals voorgeschreven in het Wetboek van vennootschappen / Wetboek van vennootschappen en verenigingen, onzes inziens, in voorkomend geval wel van toepassing zal zijn, tenminste indien één of meerdere bestuurders van de vennootschap in oprichting (verhuurder) tevens bestuurder is/zijn van de reeds bestaande vennootschap (huurder). Voor meer informatie omtrent de belangenconflictregeling, verwijzen wij naar de artikelen 259 t.e.m. 261 van het Wetboek van vennootschappen (BVBA) en artikel 523 van het Wetboek van vennootschappen (NV) / artikelen 5:76 t.e.m. 5:78 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (BV) en artikel 7:96van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (NV).

Vervolgens wenst het ICCI erop te wijzen dat het in geen geval een uitspraak doet over de mogelijke fiscale gevolgen of fiscale toelaatbaarheid van een dergelijke operatie. De Stichting ICCI verleent namelijk geen advies van fiscale aard.

Derhalve raadt het ICCI aan om hiervoor verder contact op te nemen met een fiscaal adviseur en eveneens met de instrumenterende notaris die het bestaan en de externe wettigheid dient te bevestigen van de rechtshandelingen en formaliteiten waartoe de vennootschap waarbij hij optreedt, is gehouden.