22 april 2008

 

Is er een officieel standpunt van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren inzake de hoedanigheid van vaste vertegenwoordiger?

 

Er is hieromtrent inderdaad een officieel standpunt van het IBR. Dit is weergegeven in IBR, Vademecum Deel I: Rechtsleer, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2009, p. 97-101.

 

Hierna is er tevens het standpunt van het ICCI.

 

Overeenkomstig artikel 22 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren dient de vaste vertegenwoordiger een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon te zijn die als vennoot of anderszins aan dat kantoor verbonden is.

 

De Memorie van toelichting bij artikel 22 van de wet van 7 december 2016 geeft geen verduidelijking van het begrip “anderszins”. Evenmin geeft de Memorie van toelichting bij artikel 132 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:60 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen uitleg omtrent de notie “een andere hoedanigheid”.

 

De term “anderszins” komt in de Auditrichtlijn 2006/43/EG voor in artikel 17, 1. e) betreffende de gegevens van het openbaar register van auditkantoren:

 

“e) naam en registratienummer van alle wettelijke auditors die bij het auditkantoor werkzaam zijn of die als vennoot of anderszins aan het kantoor verbonden zijn” (in het Frans: nom et numéro d’enregistrement de tous les contrôleurs légaux des comptes employés par le cabinet ou en relation en tant qu’associé ou autre).”.

 

Uit de formulering bij het auditkantoor werkzaam zijn of die als vennoot of anderszins aan het kantoor verbonden zijn (in het Frans: “employés par le cabinet ou en relation en tant qu’associé ou autre) kan worden afgeleid dat “een persoon die anderszins aan het kantoor verbonden is” geen arbeidsovereenkomst met het kantoor kan hebben.

 

Een bijkomend argument dat een bedrijfsrevisor met een arbeidsovereenkomst (de bedrijfsrevisor-werknemer) onder de nieuwe wetgeving niet kan worden aangeduid als vaste vertegenwoordiger van een bedrijfsrevisorkantoor volgt uit het feit dat hij geen verklaring of certificering mag tekenen in naam van zijn werkgever (ongewijzigde art. 22, § 1, vierde lid van de wet van 7 december 2016).

 

Derhalve kan worden gesteld dat de vaste vertegenwoordiger van een bedrijfsrevisorenkantoor voor revisorale opdrachten en controleopdrachten steeds een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon dient te zijn die rechtstreeks of onrechtstreeks vennoot, zaakvoerder of bestuurder van het kantoor is of een persoon is die op zelfstandige basis deel uitmaakt van het netwerk van het kantoor.

 

Ten slotte is er eveneens de aansprakelijkheidsproblematiek. Er wordt immers opgemerkt dat een bediende op grond van artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten enkel aansprakelijk is voor zware schuld en gewoonlijke lichte schuld en zich zelfs kan keren tegen zijn werkgever voor de door hem veroorzaakte schade overeenkomstig artikel 1384, derde lid van het Burgerlijk Wetboek. Bijgevolg zou een natuurlijke persoon die een revisoraal verslag ondertekent, een persoonlijke verminderde aansprakelijkheid ervarend, in bepaalde omstandigheden een minder strikte houding kunnen aannemen.  Het Wetboek van vennootschappen / Wetboek van vennootschappen en verenigingen daarentegen voorziet in de aansprakelijkheid van de bestuurders voor dezelfde feiten.