4 mei 2022
Een vennootschap BV X wordt gesplitst en de verkrijgende vennootschappen zijn BV Y (zustervennootschap) en BV Z (moedervennootschap) die alle (100%) aandelen van BV X bezit. Voor de inbreng van een deel van het vermogen van BV X in BV Z worden geen nieuwe aandelen uitgegeven. Dient een verslag over de inbreng in natura te worden opgesteld in hoofde van BV Z?
“BV X zal zuiver worden gesplitst en houdt m.a.w. op te bestaan door de splitsing. Een splitsingsvoorstel is reeds neergelegd en gepubliceerd. Verkrijgende vennootschappen zijn BV Y en BV Z. Alle betrokken vennootschappen zijn dus kapitaalloze vennootschappen. BV Z is houdster van alle (100%) aandelen van BV X. Voor de inbreng van een deel van het vermogen van BV X bij BV Z worden hierdoor ook geen nieuwe aandelen uitgegeven.
Dient een verslag over de inbreng in natura te worden opgemaakt in hoofde van BV Z? Naar analogie met de bepalingen bij een geruisloze fusie zou ik durven beweren van niet. Het notariskantoor meent anderzijds dat wel een verslag over de inbreng in natura voor BV Z moet worden opgemaakt, los van het feit of nieuwe aandelen worden uitgegeven. Het notariskantoor ziet hier een discrepantie met de regeling zoals deze zou gelden voor NV’s. Voor alle duidelijkheid: er bestaat geen betwisting over de verplichting om een verslag op te maken voor de inbreng in natura van het deel van het vermogen van BV X dat naar (zustervennootschap) BV Y gaat.”
Omwille van het feit dat bij de geplande transactie BV X het gehele vermogen van de vennootschap als gevolg van haar ontbinding zonder vereffening op verscheidene vennootschappen (waaronder de 100 % moedervennootschap) overgaat, kan de transactie niet in zijn geheel worden bestempeld als een geruisloze partiële splitsing. Immers artikel 12:8 2° WVV omschrijft de situatie waarbij een deel van het vermogen zonder ontbinding overgaat naar de 100 % moedervennootschap.
Voor zover het onderdeel van de transactie waarbij het deel van het vermogen wordt verworven door de 100 % moedervennootschap alsnog zou beschouwd worden als een geruisloze partiële splitsing, verwijst het ICCI naar een eerder advies van het ICCI hieromtrent. ( [1] ).
Hierbij wenst het ICCI de aandacht te vestigen op het feit dat de “geruisloze partiële splitsing” een nieuw begrip is in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV). De invoering van dit begrip (cf. art. 12:8, 2° WVV) heeft een einde gemaakt aan een discussie in de rechtsleer over de vraag of deze figuur nu al dan niet als een splitsing kwalificeert.
De Parlementaire werkzaamheden met betrekking tot deze bepaling zijn op dit punt duidelijk:
“Wat betreft de regels die van toepassing zijn op de partiële splitsing en op de gevolgen ervan is artikel 12:8 in ontwerp, net als artikel 677 W.Venn., gebaseerd op het beginsel van de gelijkstelling van de partiële splitsingen met de verrichtingen van gewone splitsingen” ( [2] ).
Het WVV voorziet in geen specifieke regeling voor een geruisloze partiële splitsing. Dergelijke verrichting wordt, overeenkomstig artikel 12:8 WVV, met een “klassieke splitsing” gelijkgesteld. Alle regels die van toepassing zijn op de “klassieke splitsing” zijn mutatis mutandis van toepassing voor geruisloze partiële splitsing, met enkele aanpassingen om rekening te houden met de specificiteit van deze transactie.
Ҥ 1. In elke vennootschap stelt de commissaris, of, wanneer er geen commissaris is, een door het bestuursorgaan aangewezen bedrijfsrevisor of externe accountant een schriftelijk verslag over het splitsingsvoorstel op.
De commissaris of de aangewezen bedrijfsrevisor of externe accountant moet inzonderheid verklaren of de ruilverhouding naar zijn mening al dan niet relevant en redelijk is.
Deze verklaring moet ten minste aangeven:
1° volgens welke methoden de voorgestelde ruilverhouding is vastgesteld;
2° of deze methoden in het gegeven geval passen en tot welke waardering elke gebruikte methode leidt; tevens moet hij een oordeel geven over het betrekkelijke gewicht dat bij de vaststelling van de in aanmerking genomen waarde aan deze methoden is gehecht.
Het verslag vermeldt bovendien, in voorkomend geval, de bijzondere moeilijkheden bij de waardering.
De commissaris of de aangewezen bedrijfsrevisor of externe accountant kan ter plaatse inzage nemen van alle stukken die dienstig zijn voor de vervulling van zijn taak. Hij kan van de bij de splitsing betrokken vennootschappen alle ophelderingen en inlichtingen bekomen, en alle controles verrichten die hij nodig acht.
Deze paragraaf is niet van toepassing indien alle vennoten of aandeelhouders en houders van andere stemrechtverlenende effecten in elke bij de splitsing betrokken vennootschap hiermee hebben ingestemd.
§ 2. Indien zowel een verslag overeenkomstig paragraaf 1 en een verslag overeenkomstig artikel 12:61, eerste lid, werden opgesteld, zijn de artikelen 5:121, 5:133, 6:110, 7:179 en 7:197, naar gelang het geval, niet van toepassing op een overnemende vennootschap die de rechtsvorm heeft van een besloten vennootschap, van een coöperatieve vennootschap, van een naamloze vennootschap, van een Europese vennootschap of van een Europese coöperatieve vennootschap.”
Op basis van het voorgaande is het ICCI van mening dat twee mogelijkheden moeten worden onderscheiden:
- De verslagverplichting bij een inbreng in natura bij de moeder is niet van toepassing indien zowel het bestuursverslag als het verslag van de commissaris inzake de partiële splitsing werden opgesteld.
- De verslagverplichting bij een inbreng in natura bij de moeder is van toepassing indien alle aandeelhouders en houders van andere stemrechtverlenende effecten in elke bij de partiële splitsing betrokken vennootschap hebben beslist om aan de controleverslagen (bestuursverslag en verslag van de commissaris) te verzaken (art. 12:62, § 1, laatste lid WVV).
Volledigheidshalve wenst het ICCI nog mee te geven dat de transactie in kwestie naar de mening van het ICCI geen geruisloze fusie is, want dan zou er geen enkel probleem zijn om te weten wie er eigenaar is vóór en na de transactie (alles behoort tot de moeder). Een verslag over de inbreng in natura is derhalve zeker nodig, want dan is het ook duidelijk wie wat krijgt, ongeacht het feit dat er geen verhoging van het vennootschapsvermogen is, noch uitgifte van nieuwe aandelen.
( [1] ) Voor een analoog standpunt, verwijzen wij naar het gepubliceerd ICCI-advies:
( [2] ) MvT wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, Parl.St. Kamer, 2017-18, nr. 3119/001, p.299.