18 juli 2011
Een bedrijfsrevisor stelt een verslag op voor de inbreng in natura van een rekening-courant vennoot (saldo op de passiva, schuld aan vennoot in NV). De volgende vragen rijzen.
1. Wat is dan de maximum tijd die mag verlopen tussen de datum van zijn verslag en het einde van het boekjaar waarvan de jaarrekening wordt gebruikt om de vergoeding in aandelen van de inbreng te berekenen?
2. Vanaf welk moment moet een tussentijdse balans worden gebruikt?
3. Hoeveel tijd mag er maximum zijn tussen de datum van het rapport van de inbreng
en de effectieve kapitaalverhoging, i.e. van de notarisakte datum?
4. Indien de notaris de kapitaalverhoging veel later doet en een nieuw boekjaar is af
gesloten, moet de bedrijfsrevisor dan niet een nieuw verslag opmaken?
5. Indien de raad van bestuur hem niet informeert over de laattijdigheid, moet hij dan
zijn verslag niet terugroepen?
6. Kan de notaris de akte van kapitaalverhoging nog verlijden? Is het niet onwettelijk
als er teveel tijd is verlopen sinds de balansdatum en/of datum van het revisoraal
verslag?
Het Wetboek van vennootschappen / Wetboek van vennootschappen en verenigingen bevat geen bepalingen met betrekking tot de termijnen vermeld in de vragen 1 tot 3. Voor wat
vraag 4 betreft is er evenmin enige wettelijke of normatieve bepaling die de bedrijfsrevisor of de commissaris zou verplichten vanaf een bepaald moment een nieuw verslag op te stellen. Er is evenmin ook een wettelijke of normatieve bepaling die de bedrijfsrevisor of de commissaris zou verplichten zijn verslag vanaf een bepaald moment terug te roepen (vraag 5). Ten slotte is er ook geen termijn voorzien vanaf wanneer een notaris de akte van kapitaalverhoging niet meer zou kunnen verlijden (vraag 6). De raad van bestuur en de notaris zullen evenwel moeten oordelen over de redelijkheid van de verschillende termijnen en de nodige actie nemen, indien zij menen dat een “redelijke termijn” overschreden is. Uiteraard kan het ICCI zich niet uitspreken over de werkzaamheden die de notaris volgens zijn professionele regels zou moeten verrichten.
Wanneer een bedrijfsrevisor een verslag ondertekent over een inbreng in natura in een onderneming waar hij geen commissaris is, is het duidelijk dat zijn verantwoordelijkheid eindigt op datum van ondertekening van zijn verslag. Wat er verder gebeurt met zijn verslag is de exclusieve verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en de notaris.
Voor de verdere verplichtingen van de bedrijfsrevisor die verslag heeft uitgebracht over een inbreng in natura, verwijst het ICCI ook naar pagina 743 van IBR, Vademecum Deel 1: Rechtsleer, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2009 die het volgende stipuleert omtrent de geldigheidsduur van het verslag van de bedrijfsrevisor of van de commissaris:
“Een probleem dat geregeld opduikt, is dat van de geldigheidsduur van een inbrengverslag. In tegenstelling tot wat geldt voor de omzetting, voorziet het Wetboek van vennootschappen [/ Wetboek van vennootschappen en verenigingen] geen termijn binnen dewelke de verrichting moet doorgevoerd worden. In principe kan een kapitaalverhoging door inbreng in natura of een quasi-inbreng nog worden verricht op basis van een verslag dat bijvoorbeeld al vier maanden voordien werd opgesteld: dit is geen inbreuk op het Wetboek van vennootschappen [/ Wetboek van vennootschappen en verenigingen]. [1]. Bij de analyse van deze problematiek dient evenwel een onderscheid gemaakt te worden, naargelang de bedrijfsrevisor optreedt als commissaris of niet.
Indien de bedrijfsrevisor geen controlemandaat heeft, zal de optredende notaris zelf moeten bepalen of hij de akte nog zal verlijden op basis van een verslag dat al enkele maanden oud is. Eens het verslag is ondertekend, moet de bedrijfsrevisor de verdere afloop niet meer volgen.
Voor de commissaris liggen de zaken evenwel anders aangezien de artikelen 538 en 540, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen [/ artikelen 7:136 en7:139, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen] bepalen dat de commissaris de algemene vergadering bijwoont wanneer deze te beraadslagen heeft op grond van een verslag dat door hem is opgemaakt. Tevens heeft hij het recht op de algemene vergadering, het woord te voeren in verband met de vervulling van zijn taak. Wanneer een commissaris dus een inbrengverslag opstelt, zal hij er moeten over waken dat geen enkel nieuw feit de geldigheid van zijn verslag in vraag stelt. Indien dat wel het geval is, moet hij de algemene vergadering, die over de kapitaalverhoging beslist, hierover inlichten (cf. IBR, Jaarverslag, 1985, p. 56).”.
Wanneer de Raad van het IBR bepaalt dat de commissaris er moet “over waken dat geen enkel nieuw feit de geldigheid van zijn verslag in vraag stelt”, meent het ICCI dat dit als volgt dient te worden geïnterpreteerd: tot en met de datum van ondertekening van zijn verslag heeft de commissaris de verplichting gebeurtenissen na de “afsluitdatum” te beoordelen op hun mogelijke invloed op de inbreng [2].
Tussen de datum van ondertekening van zijn verslag en de datum van de algemene vergadering bestaat deze verplichting als dusdanig niet meer. Tijdens deze periode moet de commissaris echter wel blijven waken over de mogelijke impact van gebeurtenissen waarvan hij kennis zou krijgen “in het kader van zijn mandaat” [3].
Tenslotte wenst het ICCI te vermelden dat de verplichting van de commissaris om de algemene vergadering in te lichten over nieuwe feiten die de geldigheid van zijn verslag in vraag stellen, zich niet mag beperken tot een mondelinge tussenkomst van de commissaris op de algemene vergadering. De commissaris dient er voor te zorgen dat deze informatie ter beschikking is van alle geïnteresseerden (bijvoorbeeld via een toevoeging aan zijn verslag of een schriftelijke mededeling die aan de notariële akte wordt gevoegd).
[1] In principe dus kan een kapitaalverhoging door inbreng in natura in een NV nog worden verricht, ongeacht de datum van het verslag van de bedrijfsrevisor; dit is geen inbreuk op het Wetboek van vennootschappen / Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
De bedrijfsrevisor kan echter op eigen initiatief of op verzoek een datum bepalen na dewelke zijn verslag niet meer geldt, ingeval de kapitaalverhoging nog niet is uitgevoerd. Dit zal afhangen van de natuur van de ingebrachte goederen en de mogelijke te verwachten evoluties in de waarde ervan. (G. Bats, B. De Klerck, M. vander Linden en E. Vanderstappen, Inbreng in natura en quasi-inbreng: praktische toepassingsgevallen, Brugge, die Keure, 2006, p. 133, nr. 297).
[2] Par. 3.6. van de normen van het IBR inzake controle van inbreng in natura en quasi-inbreng, IBR, Vademecum, Deel II, Wetgeving, normen en aanbevelingen, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2007, p. 425.
[3] Indien de commissaris bijvoorbeeld een semestriële staat ontvangt tussen de datum van zijn inbrengverslag en de datum van de algemene vergadering die over de inbreng beslist, zal hij beoordelen of de inhoud van deze semestriële staat zou kunnen leiden tot een wijziging in de waarde van de inbreng.