9 december 2013
Kan het ICCI helpen bij het beantwoorden van de hieronder gestelde vragen?
Uiterlijk tegen 1 januari 2014 dienen een groot aantal CAW’s (Centra voor Algemeen Welzijnswerk) te fusioneren. Dit gebeurt op instructie van het Ministerie van Welzijn van de Vlaamse Gemeenschap. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de nieuwe wettelijke bepalingen (KB 18 december 2012) om te werken met een inbreng van een algemeenheid om niet. Na deze inbreng zullen de lege VZW’s ontbonden en vereffend worden. De cijfers m.b.t. de algemeenheid worden opgenomen in de boekhouding van de nieuwe organisatie (vaak 1 van de bestaande CAW’s) opgenomen. De bedoeling is dat de confraters die het mandaat hebben van commissaris bij de verenigingen die uiterlijk begin 2014 vereffend worden, de cijfers van 2013 aan een revisorale controle onderwerpen in de loop van 2014, op een moment dat de betrokken VZW’s niet meer bestaan. Hierbij hebben we volgende vragen:
• Het bestuursorgaan van de inbrengende VZW’s dient een omstandig verslag over het vermogen op te maken dat aan de goedkeuring van de leden wordt voorgelegd (toepassing artikel 761). Welke cijfers worden door het bestuursorgaan opgenomen in het omstandig verslag?
• Hoe verloopt de verslaggeving inzake de controle van de jaarcijfers van de VZW's die begin 2014 ophouden te bestaan? Is dit een commissarisverslag aan de oude ledenvergadering of een contractuele audit aan de ledenvergadering van de nieuwe organisatie?
Alvorens de vragen te beantwoorden wil het ICCI verduidelijken dat ze, op basis van de lezing van het koninklijk besluit van 18 december 2012, stellen dat de verrichting gebeurt in het kader van artikel 58 van de wet van 27 juni 1921 / artikel 13:10 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (inbreng om niet van een algemeenheid), dat verwijst naar de artikelen 670 en 770 van het Wetboek van vennootschappen / artikelen 12:1 en 12:103 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Een fusie tussen VZW’s was tot 1 mei 2019 niet mogelijk, wel een inbreng van een algemeenheid of van een bedrijfstak. Boek 13 van het WVV voorziet in de procedure van fusies en splitsingen van verenigingen en stichtingen.
Als antwoord op de eerste vraag is het ICCI van oordeel dat de cijfers die door het bestuursorgaan van de rechtspersoon/personen die de inbreng doet/doen worden opgenomen in het omstandig verslag overeenkomstig artikel 761, § 2 van het Wetboek van vennootschappen / artikel12:94, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen deze zullen zijn op de datum zoals weergegeven in artikel 760, § 1, 3° van het Wetboek van vennootschappen / artikel12:93, § 2, 3° van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, namelijk de datum die werd vermeld in het voorstel van inbreng van algemeenheid vanaf welke de verrichtingen van de VZW die de inbreng doet, boekhoudkundig geacht worden te zijn verricht voor rekening van een van de verkrijgende VZW’s.
Hierbij dient het ICCI evenwel nog het volgende op te merken, zoals hernomen uit T. Boedts en H. Van Hauwe, “Fusies en splitsingen van verenigingen en stichtingen na de wet van 30 december 2009”, TRV 2010, p. 641-673, nr. 46.
“De meervoudsvorm "rechtspersonen" in artikel 761, § 2 W. Venn. [artikel 12:94, § 2WVV] duidt erop dat het bestuursorgaan van de inbrengende vereniging niet alleen de stand van haar eigen vermogen, maar ook de stand van het vermogen van de verkrijgende vereniging moet toelichten. Dat veronderstelt dat het bestuursorgaan toegang heeft tot deze informatie. Het Wetboek van vennootschappen [/ Wetboek van vennootschappen en verenigingen] bevat voor het overige geen concrete voorschriften met betrekking tot de wijze waarop het bestuursorgaan van de inbrengende rechtspersoon de stand van het vermogen van de bij de verrichting betrokken rechtspersonen moet voorstellen in het verslag. In de praktijk maakt men meestal een staat van actief en passief op van de bij de verrichting betrokken rechtspersonen.”.
Volledigheidshalve meent het ICCI dus dat de staat van actief en passief dient te worden opgemaakt op de datum vanaf welke de verrichtingen van de VZW die de inbreng doet, boekhoudkundig geacht worden te zijn verricht voor rekening van een van de verkrijgende VZW’s.
Als antwoord op de tweede vraag en zoals men terecht vermeldt in de vraagstelling, zullen de VZW’s die de inbreng doen, worden ontbonden en zullen één of meerdere vereffenaar(s) worden benoemd door de algemene vergadering. Gelet op het feit dat, volgens de vraagstelling, de integratie met ingang van 1 januari 2014 plaatsvindt, lijkt het voor het ICCI onmogelijk dat de vereffening van de inbrengende VZW’s zou afgesloten zijn op 31 december 2013.
Bijgevolg bezitten deze VZW’s nog rechtspersoonlijkheid op die datum en moet de raad van bestuur van deze VZW’s nog een jaarrekening opstellen [1] voor het reeds verstreken deel van het boekjaar tijdens hetwelk de VZW in vereffening werd gesteld (in de hypothese dat de ontbinding of nietigverklaring (in casu 2014) niet samenvalt met het einde van het boekjaar) [2], waarbij vermoedelijk zal blijken dat het vermogen van deze VZW’s tot nul herleid zal zijn. Dit geldt uiteraard ook voor de rekeningen van het vorige boekjaar wanneer deze nog niet werden vastgesteld en goedgekeurd (in casu 2013); maar door het feit dat de integratie pas op 1 januari plaatsvindt, zal de jaarrekening over 2013 nog een “normale” inhoud hebben; en uiteraard is de resultatenrekening de samenvatting van de opbrengsten en kosten van het jaar 2013.
Door de invereffeningstelling wordt geen einde gesteld aan het mandaat van een commissaris. De commissaris, indien er één is, blijft in functie ten minste tot het verstrijken van zijn driejaarlijks mandaat. Het is en blijft de opdracht van de commissaris jaarlijks de controle uit te voeren van de jaarrekening (art. 142 W. Venn. / art. 3:73 WVV) en een controleverslag daarover op te stellen (art. 143 W. Venn. / art. 3:74 WVV), ook al is de VZW in vereffening.
Voor meer informatie hieromtrent verwijst het ICCI naar IBR, Vademecum Deel I: Rechtsleer, 2009, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, p. 573-576.
[1] Cf. https://www.icci.be/nl/adviezen/advies-detail-page/uitoefening-van-het-commissarismandaat-in-het-kader-van-een-fusie-door-overneming-van-een-VZW ; Contra: R. Tas, “De ontbinding en vereffening van de VZW” in VZW en Stichting, Brugge, die Keure, 2005, p. 444-445, nr. 85.
[2] Cf. uitgebreid: IBR, Jaarverslag, 1984, p. 69-72; IBR, Vademecum Deel I: Rechtsleer, 2009, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, p. 573-576; BCNAR, De Juridische Commissie van het Instituut der Bedrijfsrevisoren: Een overzicht van de activiteit, 4/1988, p. 32.