11 juni 2006
Is er een tegenstrijdigheid tussen een persoon die overeenkomstig artikel 30, § 2 van de wet van 7 december 2016 als tijdelijk verhinderde bedrijfsrevisor de vormingstitel van bedrijfsrevisor voert en het naleven van artikel 5 van deze wet?
Punt 43 van de Mededeling van 27 april 2007 betreffende de omzetting van de Auditrichtlijn bepaalt:
“Voortaan zal het mogelijk zijn dat een persoon de titel van bedrijfsrevisor voert zonder noodzakelijkerwijze revisorale opdrachten te verrichten. Een financieel directeur van een onderneming, een Minister of een Staatssecretaris zullen voortaan onder bepaalde voorwaarden de titel van bedrijfsrevisor kunnen voeren, op voorwaarde dat ze geen revisorale opdrachten verrichten.”
Wat de mogelijkheid van een bedrijfsrevisor betreft om het mandaat van zaakvoerder of bestuurder dan wel de functie van bediende in een handelsvennootschap uit te oefenen, voorzag het oude artikel 7bis van de wet van 22 juli 1953 in een absoluut verbod voor een bedrijfsrevisor om voormeld mandaat of functie uit te oefenen.
Sinds 31 augustus 2007 is het een bedrijfsrevisor verboden om revisorale opdrachten uit te voeren in de omstandigheid van het uitoefenen van de functie van bediende, behoudens bij een andere bedrijfsrevisor of een ander bedrijfsrevisorenkantoor, of van het rechtstreeks of onrechtstreeks uitoefenen van een handelsactiviteit, onder andere in de hoedanigheid van bestuurder van een handelsvennootschap (art. 29, § 2, 1° en 2° van wet van 7 december 2016). In deze omstandigheden dient de bedrijfsrevisor zich tijdelijk verhinderd te verklaren.
De Koning kan evenwel in uitzonderingen voorzien op voormeld artikel 29, § 2, 1° en 2°.Hij kan ook de maatregelen voor de toekenning van een afwijking door het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren bepalen. (art. 29, § 3 van de wet van 7 december 2016). Tot op heden werd nog geen koninklijk besluit dienaangaande uitgevaardigd.
Indien een bedrijfsrevisor overweegt om in een handelsvennootschap zaakvoerder/bestuurder of bediende te worden, neemt hij het statuut van tijdelijk verhinderde bedrijfsrevisor aan, hetgeen betekent dat hij geen revisorale opdrachten meer mag uitvoeren.
Indien hij evenwel overweegt om als actieve bedrijfsrevisor revisorale opdrachten te blijven uitvoeren, hoewel hij het mandaat van zaakvoerder/bestuurder en de functie van bediende in een handelsvennootschap uitoefent, dient hij overeenkomstig voormeld artikel 29, § 3 een afwijking te bekomen.
Bijgevolg bestaat er geen tegenstrijdigheid tussen een persoon die overeenkomstig artikel 29, § 2 van wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren als tijdelijk verhinderde bedrijfsrevisor de vormingstitel van bedrijfsrevisor voert en het naleven van artikel 5 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.