8 februari 2021

  1. De volgende situatie wordt beschreven:

     

    Binnen onze revisoren-organisatie  is er wat discussie omtrent de informatieniveaus van de economische en financiële informatie aan de ondernemingsraad in onderstaande geschetste situatie.

    Vennootschap X heeft vennootschappen A, B en C als dochtervennootschappen. Vennootschap X is op haar beurt dochtervennootschap van vennootschap Y.

     

    Er werd beslist om een technische bedrijfseenheid op het niveau van vennootschap X op te richten. De technische bedrijfseenheid bestaat uit meerdere juridische entiteiten, namelijk vennootschap A, vennootschap B en vennootschap C.

     

    Er werd geen geconsolideerde jaarrekening opgesteld op het niveau van vennootschap X, aangezien zij de vrijstelling van subconsolidatie heeft verkregen ingevolge het feit dat vennootschap Y een geconsolideerde jaarrekening opstelt en publiceert.

    schema advies ICCI

    Er zou eveneens een akkoordverklaring van de ondernemingsraad ontvangen zijn op de installatievergadering dat de geconsolideerde cijfers op het niveau van vennootschap Y zullen worden verstrekt aan de ondernemingsraad.

    Zou het volstaan om de economische en financiële informatie over de geconsolideerde cijfers mee te geven aan de ondernemingsraad? Of dient de economische en financiële informatie ook op het niveau van de juridische entiteiten te worden meegegeven?

     

  2. Om deze vraag te beantwoorden, wenst het ICCI allereerst te verwijzen naar artikel 14, §1, 1° van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven (hierna “wet van 20 september 1948”), de notie “onderneming” als volgt definieert: “de technische bedrijfseenheid, bepaald (in het kader van deze wet) op grond van de economische en sociale criteria; in geval van twijfel primeren de sociale criteria”.

     

    Gezien de beschrijving van deze situatie, gaat het ICCI ervan uit dat het in casu een technische bedrijfseenheid betreft die is gevormd door meerdere juridische entiteiten (vennootschappen X, A, B en C) zoals gedefinieerd door artikel 14, § 2, b) van de wet van 20 september 1948.

     

  3. Artikel 17, tweede lid, 4° en derde lid van het koninklijk besluit van 27 november 1973 houdende reglementering van de economische en financiële inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraden (hierna “KB van 27 november 1973”) bepaalt het volgende:

 

De bescheiden die betrekking hebben op de jaarlijkse voorlichting worden aan de leden van de ondernemingsraad overgemaakt ten minste vijftien dagen voor de vergadering belegd om deze voorlichting te onderzoeken.

 De documenten bevatten ten minste : (…)

4° een exemplaar van de geconsolideerde jaarrekening, wanneer de onderneming consolidatieplichtig is. Heeft de onderneming gebruik gemaakt van artikel 8 van het koninklijk besluit d.d. 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de onderneming, dan heeft de vrijstelling van consolidatieplicht waarin genoemd artikel voorziet geen uitwerking ten aanzien van de ondernemingsraad; in dat geval mag de aan de ondernemingsraad mede te delen geconsolideerde toelichting worden beperkt tot de posten I tot VI,X,XII tot XIV, A en B, en XV tot XVII van de lijst in artikel 69 van genoemd koninklijk besluit.

Van de verplichting die volgt uit de tweede volzin van het tweede lid, 4° kan evenwel worden afgeweken als de ondernemingsraad oordeelt dat het doel van artikel 3 wordt bereikt door de mededeling van een geconsolideerde jaarrekening met toepassing van artikel 21 dan wel door de mededeling van andere inlichtingen die hij gelijkwaardig acht. Als de ondernemingsraad het niet eens wordt, kan een afwijking worden toegestaan volgens de procedure van artikel 28.

 

 

Uit deze beschrijving begrijpt het ICCI dat er “eveneens een akkoordverklaring [zou zijn] van de ondernemingsraad ontvangen zijn op de installatievergadering dat de geconsolideerde cijfers op het niveau van vennootschap Y zullen worden verstrekt aan de ondernemingsraad.

 

Het ICCI is van oordeel dat het duidelijk moet zijn dat dit akkoord er effectief is. Het lijkt het ICCI daarvoor noodzakelijk dat dit akkoord expliciet uit de notulen van de ondernemingsraad blijkt en dat er een beroep wordt gedaan op de vijstellingsmogelijkheid van artikel 17, derde  lid van het KB van 27 november 1973.