16 mei 2013

MOGEN VENNOOTSCHAPPEN GEDOMICILIEERD ZIJN OP HETZELFDE ADRES ALS EEN REVISORENVENNOOTSCHAP?

 

Als antwoord op de vraag verwijst het ICCI integraal naar IBR, Vademecum Deel I: Rechtsleer, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2009, p. 396-397, dat hieromtrent het volgende stelt:

 

3.1 Domiciliëring van vennootschappen ten kantore van een Bedrijfsrevisor

In het Jaarverslag, 1984 (p. 126) heeft de Raad van het Instituut een advies van de Juridische Commissie gepubliceerd betreffende de domiciliëring van een onderneming ten kantore van een bedrijfsrevisor. De Juridische Commissie oordeelde dat de domiciliëring geen daad van bestuur van een vennootschap was, en om die reden ook niet kon beschouwd worden als principieel onverenigbaar met het beroep van bedrijfsrevisorToch voegde de Juridische Commissie daaraan toe dat de domiciliëring meestal gepaard gaat met het verlenen van diensten die wel rechtstreeks met het bestuur verband kunnen houden. Die diensten zouden dan wel onverenigbaar kunnen blijken met de regels inzake onafhankelijkheid of zelfs met de uitoefening van het beroep zelf.

 

Het is aangewezen de evolutie in deze aangelegenheid te beoordelen vanuit het artikel 3:63 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingendat het de commissaris verbiedt (en aan enig lid van zijn netwerk) om diensten te verstrekken die de vervulling van een rol bij het bestuur of de besluitvorming van de vennootschap, onderworpen aan de wettelijke controle, inhouden; Artikel 14 van voornoemde wet voegt hieraan toe dat noch de aandeelhouders van een bedrijfsrevisorenkantoor of een geregistreerd auditkantoor, noch de leden van het bestuursorgaan van dat kantoor, noch verbonden personen mogen een zodanige bemoeienis met de uitvoering van een wettelijke controle van de jaarrekening of van een andere revisorale opdracht hebben dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid en de objectiviteit van de bedrijfsrevisor die de wettelijke controle van jaarrekeningen of de revisorale opdracht uitvoert.

 

Vermits de diensten verbonden aan domiciliëring erg uitgebreid kunnen zijn, is het niet mogelijk uit te maken of een domiciliëring altijd dient te worden beschouwd als een deelname aan het beslissingsproces. Niettemin, met het oog op het handhaven van de schijnbare onafhankelijkheid en om redenen van voorzichtigheid, is de Raad van het Instituut van oordeel dat:

 

a) in het raam van de vervulling van een commissarismandaat de activiteit van de domiciliëring door een bedrijfsrevisor of een lid van zijn netwerk verboden is;

 

b) het buiten de uitoefening van enig commissarismandaat, op grond van artikel 14 ,van de wet van 7 december 2016verkieselijk is dat de bedrijfsrevisor zich zou onthouden van alle domiciliëringsactiviteiten, zonder dat dit belet dat een lid van zijn netwerk deze taak waarneemt;

 

c) indien de bedrijfsrevisor een mandaat van vereffenaar uitoefent of een mandaat dat hem door de gerechtelijke instanties werd toevertrouwd, dan kan hij de zetel van de vennootschap verplaatsen naar zijn bedrijfsrevisorenkantoor.

 

Ten slotte dient vermeld dat de Raad van het toenmalig IAB  (IAB-Info, 11 januari 2001, p. 3) en van het toenmalig BIBF (Pacioli, 15 mei 2003, p. 8) (huidig ITAA) zich bijzonder terughoudend opstellen ten aanzien van de activiteit van domiciliëring, door met name de nadruk te leggen op de moeilijkheden die rijzen in geval van beslag of huiszoeking op de zetel van de vennootschap.”.


 

[2] Zie hieromtrent ook: IBR, Advies 2011/8 van 25 november 2011, https://doc.ibr-ire.be/nl/Documents/regelgeving-en-publicaties/rechtsleer/adviezen/2011_11_25_Advies-2011-8.pdf, p. 3, 4, punt 3.1.