7 augustus 2008
Is de controle van de geconsolideerde jaarrekening een jaarlijks toe te wijzen opdracht?
Artikel 146, eerste lid van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:77, eerste lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen stelt: “de geconsolideerde jaarrekening moet worden gecontroleerd door de commissaris van de consoliderende vennootschap of door een of meer daartoe aangewezen bedrijfsrevisoren of een geregistreerd auditkantoor. Indien de geconsolideerde jaarrekening niet wordt gecontroleerd door de commissaris(sen), gebeurt de benoeming door de algemene vergadering.”. Hieruit kan er worden afgeleid dat, indien de commissaris van de consoliderende vennootschap instaat voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening, zijn verantwoordelijkheid voor deze controle parallel verloopt met de duur van zijn commissarismandaat.
Ter bevestiging van deze interpretatie wordt er trouwens verwezen naar B. Tilleman, Het statuut van de commissaris, ICCI 2007/2, Brugge, die Keure, meer bepaald de commentaar in paragraaf 133, eerste lid (pagina 74).
Indien de algemene vergadering een andere bedrijfsrevisor – die niet de functie van commissaris bekleedt in de consoliderende vennootschap – heeft benoemd voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening, dan dient deze benoeming eveneens te gebeuren voor een periode van drie jaar (art. 146, derde lid W. Venn. / art. 3:77, derde lid WVV dat verwijst naar art. 135 W. Venn. / art. 3:66 WVV).
Op basis van bovenstaande commentaar dient te worden opgemerkt dat de raad van bestuur, evenmin als de algemene vergadering, niet kan beslissen dat de controle van de geconsolideerde jaarrekening een jaarlijks toe te wijzen opdracht is.