18 maart 2010

Hoe gebeurt de boekhoudkundige verwerking van kapitaal- en intrestsubsidies in een vzw waartoe door een lokale overheid werd beslist?

 

Het ICCI verwijst naar het advies 2009/3 van de Commissie Boekhoudkundige Normen (CBN), meer bepaald naar het voorbeeld 1 dat in bedoeld advies werd uitgewerkt op de pagina’s 5 tot 10. Dit is inderdaad het voorbeeld dat toepasselijk is op de vzw gezien deze een zekere schuldvordering heeft op de subsidiërende overheid.

 

Het voorbeeld 1 in bedoeld advies van de CBN gaat uit van de veronderstelling dat de lening zal worden terugbetaald op basis van een vaste jaarlijkse annuïteit en niet op basis van een vaste kapitaalaflossing en een dalend bedrag aan intrest. Indien de betaling van de toegekende subsidies gebeurt op dezelfde basis en over dezelfde termijn, heeft dit voor gevolg dat:

 

–        de vordering op de overheid wegens “te ontvangen kapitaalsubsidies” steeds zal moeten overeenstemmen met het saldo van de schuld tegenover de bankinstelling (op korte en lange termijn); men kan evenwel de vordering op de overheid niet betitelen als een “renteloze” vordering; deze vordering heeft inderdaad geen renteloos karakter gezien de overheid ieder jaar de intrestlast zal subsidiëren;

 

–        ieder jaar zal een deel van de ontvangen kapitaalsubsidie  –  die initieel zal worden geboekt “Debet: Vordering overheid  à Credit: 1510 Kapitaalsubsidies” (en eventueel “1680 Uitgestelde belastingen” indien de vzw zou onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting wanneer de artikelen 193bis en 193ter WIB niet van toepassing zouden zijn) –  worden overgedragen naar het resultaat (overeenkomstig het afschrijvingsritme van de geïnvesteerde activa);

 

–        de te ontvangen intrestsubsidie kan als vordering op de overheid worden geboekt hetzij voor het totaal bedrag bij de aanvang van de overeenkomst, hetzij op een jaarlijkse basis; het lijkt het ICCI nochtans logisch om de jaarlijkse van de overheid te ontvangen intrestsubsidie te boeken op een wijze die leidt tot een integrale compensatie van de aan de bankinstelling betaalde intrest, zodanig dat de betaling en subsidie van de intresten geen impact zullen hebben op het jaarlijks resultaat van de vzw;

 

–        de investeringskost van het onroerend goed maakt deel uit van de vaste activa van de vzw die worden afgeschreven over hun respectievelijke levensduur.

  

Bovenstaand standpunt lijkt het ICCI overeen te stemmen met de visie van de vraagsteller, op basis van voornoemd advies van de CBN. Het ICCI doet nochtans opmerken dat er geen evenwicht zal zijn tussen de rekeningen 29 en 15, doch wel tussen de rekeningen (nummers uit advies CBN) “2915 Vordering op overheid” en “ 173 Schuld ten opzichte van bankinstelling” voor wat betreft het langlopend gedeelte van de vordering en schuld;  een gelijkaardige overeenstemming zal bestaan voor het respectievelijk kortlopend gedeelte van deze vordering/schuld.