30 augustus 2007
Is de niet-goedkeuring van een jaarrekening door de gewone algemene vergadering en het niet-verlenen van kwijting voor het commissarismandaat een voldoende reden om de betaling van de prestaties voor het commissarismandaat te weigeren?
In dit verband kan worden verwezen naar de IBR-Studie “De vennootschap en haar commissaris - Praktische toepassingsgevallen” van 2004, p. 90, die ook beschikbaar is op de website van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR):
“De betalingsmodaliteiten zullen bij voorkeur worden overeengekomen tussen de bedrijfsrevisor en het bestuursorgaan van de gecontroleerde vennootschap. Zo kunnen de erelonen in schijven of globaal worden betaald, anticipatief of a posteriori. Het uitvoeren van werkzaamheden of het opstellen van een verslag speelt hier dan geen rol. Het is aangewezen de voorwaarden vast te leggen in de schriftelijke opdrachtbevestiging.
(...)
Indien geen enkele betalingsvoorwaarde werd voorzien, is het ereloon verschuldigd op het ogenblik waarop de commissaris verslag uitbrengt over het volbrengen van zijn mandaat. Dit is de regel voor de lasthebber in het gemeen recht.”.
Het is nochtans mogelijk dat de algemene vergadering – die het mandaat van commissaris heeft toevertrouwd aan de revisor – oordeelt dat de commissaris zijn opdracht niet correct heeft uitgevoerd, bijgevolg het commissarisverslag niet goedkeurt en in haar besluit met betrekking tot de weigering van het verlenen van kwijting haar standpunt rechtvaardigt. Het normale gevolg is natuurlijk dat beide partijen hun rechten kunnen opeisen via de rechtbank.
Ook in het gemeen recht bestaat de situatie waar een levering niet conform is aan de bestelling en dat als gevolg daarvan de betaling wordt geweigerd. Er kan worden gesteld dat hetzelfde principe van toepassing is voor het ereloon van een commissaris.