14 juli 2009

 

Wat moet de bedrijfsrevisor doen in het kader van het beroepsgeheim omtrent een vraag om inlichtingen door de belastingadministratie?

 

Het ICCI wenst in algemene termen te verwijzen naar randnummer 71, p. 34-35 van de ICCI-publicatie 2009/2 Het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor (Brugge, die Keure):

 

De fiscale wetgever is zich evenwel terdege bewust van de specifieke moeilijkheden inzake de toegang van de belastingadministratie tot de documenten van de diverse vrije beroepen die tot het beroepsgeheim zijn gehouden. Artikel 334 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 schrijft immers voor: “Wanneer een krachtens de artikelen 315, eerste en tweede lid, 315bis, eerste tot derde lid, 316 en 322 tot 324 aangezochte persoon het beroepsgeheim doet gelden, verzoekt de administratie om tussenkomst van de territoriaal bevoegde tuchtoverheid opdat deze zou oordelen of, en gebeurlijk in welke mate, de vraag om inlichtingen of de overlegging van boeken en bescheiden verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim.”.

 

Indien de belastingadministratie aan een bedrijfsrevisor een vraag om inlichtingen of overlegging van documenten wenst te stellen, kan hij de territoriaal bevoegde tuchtoverheid van de bedrijfsrevisoren (de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren) adiëren. Die zal beoordelen of, en eventueel in welke mate, de vraag om deze inlichtingen te verzoenen is met het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor.

 

Ingeval van een dergelijke vraag wordt aanbevolen dat de Raad van het Instituut, alvorens een antwoord te geven, nagaat of de fiscale administratie alle mogelijkheden heeft aangewend waarover hij beschikt om de gewenste inlichtingen te bekomen.”.

 

De hierboven vermelde publicatie bevat trouwens interessante interpretaties onder andere betreffende de vergelijking tussen de absolute versus de relatieve geheimhouding (randnummers 21 tot 24, p 10-13).

 

Bovendien wenst het ICCI te verwijzen naar de publicatie: S. Folie en E. Vanderstappen, De omvang van het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor, meer bepaald in het kader van de huiszoeking,  2 februari 2015, Brussel, Instituut van de Bedrijfsrevisoren, p. 10, https://www.ibr-ire.be/nl/homepagina/ibr-publiceert-brochure-beroepsgeheim.

 

Wat de precieze vraag betreft (een vraag om inlichtingen door de belastingadministratie, m.i. een verslag inzake waardering van aandelen, van een dossier waarin de bedrijfsrevisor als gerechtsdeskundige werd aangesteld), lijkt het niet aangewezen te vermelden dat de partijen een dading hebben afgesloten. Hierdoor communiceert men informatie die werd vernomen tijdens de uitoefening van de opdracht en waarvan de fiscale administratie blijkbaar geen kennis heeft. Dit zou bijgevolg kunnen worden beschouwd als een schending van het beroepsgeheim.

 

 

Naar het oordeel van het ICCI kan de bedrijfsrevisor zich beperken tot:

 

  • het vermelden dat de opdracht als gerechtsdeskundige werd opgeschort en dat er bijgevolg, enerzijds, geen waarderingsverslag van de bewuste aandelen werd opgesteld en, anderzijds, dat hij niet is tussengekomen in een verzoeningsprocedure tussen de partijen (het ICCI veronderstelt dat de rechtbank de bedrijfsrevisor formeel heeft ontlast van zijn opdracht);

     

  • een verwijzing naar het principe van het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor in zijn relatie met de fiscale administratie, waarbij men de hierboven vermelde teksten kan citeren.