27 oktober 2017
Kan het ICCI een duidelijk advies verlenen omtrent die hieronder geciteerde problematiek?
Een bedrijfsrevisor benoemd als commissaris roept zijn beroepsgeheim in en weigert de curator van zijn gefailleerde cliënt toegang tot zijn werkdossier.
De rechtbank stelt een andere bedrijfsrevisor aan als gerechtsdeskundige aan om de boekhouding van een gefailleerde te onderzoeken. Is deze gerechtsdeskundige gehouden tot het beroepsgeheim ? Met andere woorden schendt de bedrijfsrevisor zijn beroepsgeheim als hij zijn werkdossier open stelt voor de gerechtsdeskundige, waardoor zijn werkpapieren alsnog bij de curator zouden kunnen terechtkomen?
Wat is de situatie indien de rechtbank zelf toegang zou vragen tot de werkdossiers?
- Desbetreffende problematiek heeft reeds het voorwerp uitgemaakt van een standpunt van de Raad van het IBR op voorstel van de Juridische Commissie van het IBR, dat is hernomen in IBR, Jaarverslag 2008, p. 60-61 ( [1] ):
“Een bedrijfsrevisor heeft aan de Juridische Commissie gevraagd of hij informatie mag verstrekken aan de door het Hof van Beroep aangestelde deskundigen rekening houdend met het beroepsgeheim waaraan hij als bedrijfsrevisor is gebonden.
Op voorstel van de Juridische Commissie is de Raad van het Instituut van oordeel dat het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor helemaal niet toestaat dat de commissaris informatie zou verstrekken aan de door een rechtbank aangestelde deskundigen.
De commissaris mag derhalve geen antwoorden verstrekken op vragen die hem door de deskundigen worden gesteld, zelfs indien zijn cliënt hem daartoe de schriftelijke toestemming heeft gegeven. Met cliënt wordt de persoon of het orgaan bedoeld die bevoegd is om de vennootschap te vertegenwoordigen.
De Raad vestigt de aandacht op het feit dat het de commissaris wel is toegestaan om in aanwezigheid van de cliënt, met name het bestuursorgaan of zijn aangestelde, de door het bestuursorgaan onthulde informatie mondeling te bevestigen, mits schriftelijke toestemming door de onderneming van het systeem van bevestigingen van informatie door de commissaris overeenkomstig artikel 79, § 1, a) van de gecoördineerde wet van 1953.
Bijgevolg herziet de Raad zijn vroeger standpunt inzake de mededelingen aan deskundigen in het kader van het beroepsgeheim dat in het Jaarverslag, 1992, p. 32- 33 en het Vademecum, I, Rechtsleer, 2005, p. 351 werd gepubliceerd.”.
- Het ICCI is derhalve van oordeel dat de bedrijfsrevisor in casu zijn beroepsgeheim zou schenden als hij zijn werkdossier (dat immers vertrouwelijke gegevens bevat) zou openstellen voor de gerechtsdeskundige.
De gerechtsdeskundige, die in casu ook een beroep uitoefent dat is onderworpen aan het beroepsgeheim (met name deze van bedrijfsrevisor), is in voorkomend geval belast met een opdracht in het kader van een juridisch mandaat, en is volgens het parket immers zelf niet gehouden tot het beroepsgeheim ten aanzien van de verzoekende juridische instanties ( [2] ).
Het ICCI meent echter, op basis van voormeld standpunt van de Raad van het IBR, dat het de commissaris wel is toegestaan om in aanwezigheid van de cliënt, met name het bestuursorgaan of zijn aangestelde, de door het bestuursorgaan onthulde informatie mondeling te bevestigen, mits schriftelijke toestemming door de onderneming van het systeem van bevestigingen van informatie door de commissaris overeenkomstig artikel 86, § 1, 1° van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.
- Betreffende de laatste vraag of de bedrijfsrevisor zijn beroepsgeheim zou schenden indien hij zijn werkdossier zou openstellen voor de rechtbank zelf die toegang zou vragen tot deze werkdocumenten, kan worden gesteld dat, aangezien het om een procedure van overlegging van stukken en niet om een eigenlijke getuigenis in rechte gaat, de bedrijfsrevisor de documenten die onder het beroepsgeheim vallen bijgevolg niet mag overmaken ( [3] ).
Deze argumentatie ( [4] ) lijkt evenwel te moeten worden bekeken in het licht van een beslissing van het Hof van Cassatie volgens dewelke “de rechter op grond van de specifieke gegevens van de zaak dient na te gaan of een geneesheer die, onder aanvoering van het beroepsgeheim, weigert om overeenkomstig artikel 877 Gerechtelijk Wetboek een medisch dossier, dat hij onder zich heeft, op de griffie van een rechtscollege bij een dossier van de rechtspleging te voegen, het beroepsgeheim niet afwendt van de maatschappelijke noodzaak waarin het zijn verantwoording vindt.” ( [5] ). Dit beginsel kan ook op andere personen die aan artikel 458 van het Strafwetboek zijn onderworpen, waaronder de bedrijfsrevisor, worden toegepast ( [6] ).
( [2] ) B. De Klerck, S. Van Bellinghen, E. Vanderstappen en V. Yangandi, Het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor, ICCI (ed.), Brugge, die Keure, 2009, p. 88, nr. 183.
( [3] ) IBR, Jaarverslag, 2007, p. 86-87.
( [4] ) B. De Klerck, S. Van Bellinghen, E. Vanderstappen en V. Yangandi, Het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor, ICCI (ed.), Brugge, die Keure, 2009, p. 38, nr. 76.
( [5] ) Cass., 29 oktober 1991, A.C., 1991-92, nr. 117; zie ook in die zin Cass., 19 december 1994, R.W., 1995-96, p. 1207 met noot S. Van Overbeke.
( [6] ) R. Prioux, “Les exceptions au secret professionnel du réviseur d’entreprises” in La révision des comptes annuels et des comptes consolidés - De revisorale controle van de statutaire en geconsolideerde jaarrekenigen, Brussel, Bruylant, 2000, p. 59-60.