18 maart 2008
Blijft het inzagerecht voorzien in artikel 10 van de VZW-wet van 27 juni 1921 / artikel 9:3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van toepassing wanneer een commissaris in een VZW wordt benoemd?
Volgens de wet van 27 juni 1921
Eerst kan worden verwezen naar het standpunt van D. Van Gerven, “De reikwijdte en beperkingen van het ongebreideld inzagerecht van de werkelijke leden van een VZW”, TRV, 2004, p. 634:
“Door de Programmawet van 9 juli 2004 werd artikel 10 gewijzigd, in die zin dat het inzagerecht enkel overeind blijft indien de VZW geen commissaris heeft benoemd (art. 83 van de Programmawet). Dit betekent dat grote VZW’s die een commissaris moeten benoemen, niet meer onderhevig zijn aan dit inzagerecht vanaf de benoeming van de commissaris. De leden zullen hun vragen moeten stellen aan deze laatste. Deze zal hierop antwoorden in het kader van de uitoefening van zijn opdracht, nl. voor zover de vragen betrekking hebben op het controleverslag dat hij uitbrengt op de jaarlijkse algemene vergadering.
Maar ook een kleine VZW kan beslissen om een commissaris te benoemen (tenzij de statuten dit zouden verbieden). Dit is een beslissing van de algemene vergadering. Ook in dit geval moet hij een bedrijfsrevisor zijn. Wanneer een kleine VZW een commissaris benoemt, zullen de leden het inzagerecht ook niet meer kunnen uitoefenen. Ze moeten zich richten tot de commissaris.”.
Zoals aangehaald in dit uittreksel werd artikel 10 van de wet van 27 juni 1921 gewijzigd door de programmawet van 9 juli 2004; deze wijziging had enkel betrekking op de toevoeging van de volgende zin aan het betrokken artikel “Deze bepalingen zijn niet van toepassing ingeval de vereniging een commissaris heeft benoemd.”. Hieruit blijkt duidelijk dat de wetgever expliciet het inzagerecht door de leden heeft willen opheffen als er een commissaris is benoemd.
Deze stelling werd bevestigd in het Jaarverslag 2004 van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (p. 140): “Daarenboven kunnen de leden, naar analogie met de artikelen 165 tot 167 van het Wetboek van vennootschappen, de vennootschapsdocumenten enkel raadplegen ingeval de vereniging of de stichting geen commissaris heeft benoemd.”.
Omtrent deze kwestie werd er tevens op 14 januari 2010 een parlementaire vraag gesteld door de heer Stefaan Vercamer aan de Minister van Justitie, die op 16 maart 2010 een antwoord heeft geformuleerd (Vr. en Antw. Kamer 2009-10, 22 maart 2010, 308-309 (Vr. nr. 17.557 S. Vercamer)) ([1]).
Hieronder wordt een uittreksel van desbetreffende vraag weergegeven, evenals van het antwoord:
“DO 2009201014097 Vraag nr. 567 van de heer volksvertegenwoordiger Stefaan Vercamer van 14 januari 2010 (N.) aan de Minister van Justitie:
Overeenkomstig artikel 17, § 7 van de VZW-wet zijn de artikelen 130 tot 133, 134, §§ 1 en 3, 135 tot 137, 139 en 140, 142 tot 144, met uitzondering van artikel 144, eerste lid, 4° en 5°, van het Wetboek van vennootschappen van overeenkomstige toepassing op de verenigingen die een commissaris hebben benoemd.
Artikel 10, tweede lid van de VZW-wet bepaalt dat alle leden op de zetel van de vereniging het register van de leden kunnen raadplegen, alsmede alle notulen en beslissingen van de algemene vergadering, van de raad van bestuur en van de personen, al dan niet met een bestuursfunctie, die bij de vereniging of voor rekening ervan een mandaat bekleden, evenals alle boekhoudkundige stukken van de vereniging. De Koning bepaalt de nadere regels waaronder dit inzagerecht wordt uitgeoefend. Deze bepalingen zijn niet van toepassing ingeval de vereniging een commissaris heeft benoemd.
Indien de vereniging dus een commissaris heeft aangesteld hebben de leden niet langer het recht om de documenten van de vereniging in te zien. In het Wetboek van vennootschappen is hieromtrent expliciet een regeling opgenomen die stelt dat: "als geen commissaris benoemd wordt, niettegenstaande enige andersluidende statutaire bepaling, iedere vennoot individueel de onderzoeks- en controlebevoegdheid van een commissaris heeft" (Artikel 166 W. Venn.). Dit artikel werd niet in artikel 17, § 7 van de VZW-wet opgenomen.
De VZW-wet voorziet in een aantal rechten van de leden, maar in de statuten kan telkens worden afgeweken van wat in de VZW-wet is voorzien op voorwaarde dat deze voorgestelde regeling in het voordeel van de leden is.
Men zou dus kunnen stellen dat naar analogie de statuten kunnen bepalen dat er niettegenstaande een commissaris werd aangesteld, de leden toch inzagerecht hebben.
1. a) Kunt u deze stelling bijtreden?
b) Kan men in de statuten bepalen dat er niettegenstaande een commissaris werd aangesteld, de leden toch inzagerecht hebben?
2) Zo neen, waarom niet?
Antwoord van de minister van Justitie van 16 maart 2010, op de vraag nr. 567 van de heer volksvertegenwoordiger Stefaan Vercamer van 14 januari 2010 (N.):
De memorie van toelichting bij artikel 66 van het ontwerp van programmawet van 9 juli 2004, waarbij voor grote VZW’s een gelijkaardige controle van de rekeningen wordt ingevoerd als voor vennootschappen (document 51/1138/001), bepaalt in zijn artikel 66 (dat het latere artikel 83 van de programmawet van 9 juli 2004 is geworden) het volgende: "Naar analogie met de artikelen 165 tot 167 van het Wetboek van vennootschappen kunnen de leden de vennootschapsakten enkel raadplegen ingeval de vereniging of de stichting geen commissaris heeft benoemd."
Vermits de memorie expliciet stelt dat de regels van het wetboek van vennootschappen en meer bepaald artikel 166, naar analogie worden toegepast, kan mijns inziens onder voorbehoud van een andersluidende interpretatie door Hoven en rechtbanken uw vraag bevestigend worden beantwoord.
Bepaalde rechtsleer verdedigt immers ook ten aanzien van de toepassing van artikel 166 van het wetboek van vennootschappen dat men in vennootschappen kan overwegen om statutair te voorzien dat alle of bepaalde aandeelhouders toegang hebben tot de boekhouding van de vennootschap, niettegenstaande de benoeming van een commissaris (Artikelsgewijs commentaar vennootschappen en verenigingen, G. Rosselle en O. Van Outryve, art. 165‑167 Antwerpen, Kluwer, 2005, nr. 14).
Deze lijn zou dan ook kunnen doorgetrokken worden naar de VZW's waardoor de leden inzagerecht kunnen verkrijgen voor zover de statuten dit uitdrukkelijk zouden voorzien.”.”
Uit het voorgaande is het nu mogelijk om de gevolgen te analyseren van de verschillende situaties die zich kunnen voordoen, zoals reeds weergegeven door M. Vander Linden, “Quelles sont les limites du droit de consultation ou d’investigation des membres d’une ASBL” in: ASBL Actualités, n° 152, p. 8:
“1. De VZW benoemt verplicht of vrijwillig een commissaris en de statuten voorzien niet in het behoud van het inzagerecht van de leden van de VZW bij benoeming van een commissaris: de leden van de VZW verliezen hun onderzoeks- en inzagerecht van artikel 10, tweede lid in fine van de VZW-wet.
2. De VZW benoemt verplicht of vrijwillig een commissaris en de statuten voorzien in het behoud van het onderzoeks- en inzagerecht van de leden van de VZW, niettegenstaande de benoeming van een commissaris: de leden van de VZW behouden dit recht. ”
3. De VZW is niet verplicht om een commissaris te benoemen en doet dit ook niet op vrijwillige basis: de leden van de VZW hebben het onderzoeks- en inzagerecht zoals voorzien in de VZW-wet.”.
(vrije vertaling).
Volgens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen
Artikel 9:3, § 1, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bepaalt:
“Alle leden kunnen op de zetel van de vereniging het register van de leden raadplegen. Daartoe richten zij een schriftelijk verzoek aan het bestuursorgaan met wie zij een datum en het uur van de raadpleging van het register overeenkomen. Dit register kan niet worden verplaatst.”
Daarnaast stipuleert artikel 3:103 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen:
“Wordt geen commissaris benoemd, dan kunnen alle leden op de zetel van de VZW of IVZW alle notulen en besluiten van de algemene vergadering, van het bestuursorgaan en van de personen, al dan niet met een bestuursfunctie, die bij de vereniging of voor rekening ervan een mandaat bekleden, evenals alle boekhoudkundige stukken van de vereniging raadplegen. Daartoe richten zij een schriftelijk verzoek aan het bestuursorgaan met wie zij een datum en het uur van de raadpleging van de documenten en stukken overeenkomen. Deze kunnen niet worden verplaatst. Kopieën voor derden worden ondertekend door één of meer vertegenwoordigingsbevoegde leden van het bestuursorgaan.”.
Hieruit volgt dat het inzagerecht van de leden van een VZW zich beperkt tot het raadplegen van het register van de leden van de VZW indien een commissaris werd benoemd. Indien echter geen commissaris is benoemd in de VZW, dan strekt het inzagerecht van de leden van een VZW zich uit niet enkel tot het raadplegen van het register van de leden van de VZW, maar ook tot het raadplegen van alle notulen en besluiten van de algemene vergadering, van het bestuursorgaan en van de personen, al dan niet met een bestuursfunctie, die bij de vereniging of voor rekening ervan een mandaat bekleden, evenals alle boekhoudkundige stukken van de VZW.
([1]) Voor meer informatie hieromtrent: zie M. Vander Linden, “Quelles sont les limites du droit de consultation ou d’investigation des membres d’une ASBL” in: ASBL Actualités, n° 152, p. 7-8 ; S. Tuytten, “[Statuten] Kunnen leden inzagerecht krijgen als er een commissaris is aangesteld?”, VZW info 2010, nr. 2, p. 1-2.