4 februari 2011
Hoe dient er in geval van de wet van 4 juli 1989 met betrekking tot politieke partijen te worden gehandeld bij een eerste aanstelling van de bedrijfsrevisor?
De raad van bestuur heeft een bedrijfsrevisor aangeduid voor het boekjaar 2010, doch de voormelde wet van 4 juli 1989 bepaalt in artikel 23, § 2 dat dit dient te gebeuren door de algemene vergadering van de VZW zoals bepaald in artikel 22 van deze wet.
De bedrijfsrevisor stelt voor dat de eerstvolgende gewone algemene vergadering van deze VZW zijn “voorlopige” aanduiding door de raad van bestuur bekrachtigt.
***
Wat de benoeming betreft, deelt het ICCI het standpunt; de algemene vergadering is immers het enig orgaan dat bevoegd is om de bedrijfsrevisor te benoemen, in overeenstemming met artikel 23, § 2 van de voorvermelde wet van 4 juli 1989.
De duur van het mandaat van de aangestelde bedrijfsrevisor wordt in artikel 23, § 2 van de wet van 4 juli 1989 niet bepaald. Bijgevolg is het ICCI van oordeel dat de partijen zelf (nl. de algemene vergadering en de bedrijfsrevisor) de duur van de contractuele opdracht van de bedrijfsrevisor moeten bepalen. Bij elke herbenoeming moet de algemene vergadering zich uitspreken over de duur en de bezoldiging van toepassing tijdens de duur van de opdracht.
Ten slotte voorziet de wet van 4 juli 1989 niet in de publicatie van de aanstelling van bedrijfsrevisor en de vraagsteller is ook geen commissaris van de VZW. Daarom is het ICCI van oordeel dat de publicatieverplichtingen opgenomen in artikel 26novies van de wet van 27 juni 1921 / artikel 2:7 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet van toepassing zijn.