4 maart 2014
In het kader van een faillissement, had men graag de volgende problematiek willen aankaarten.
Wat het mogelijks te geven ontslag door de commissaris om gewichtige persoonlijke redenen ingevolge faillissement betreft, houdt een curator er een andere visie op na.
Volgens de curator dient de commissaris geen ontslag te geven. Immers ingevolge het bestaan van een opdrachtbrief, die omstandig de rechten en verplichtingen omschrijft inzake de uitvoering van het commissarismandaat, is er een contractuele overeenkomst. Ingevolge het faillissement komt de jure een einde aan deze overeenkomst en dit is zo bepaald in de faillissementswetgeving. Bij het overmaken van de opdrachtbrief zal men in die zin een schrijven van de curator ontvangen.
Men is van oordeel deze werkwijze te volgen. Immers, de wet zegt “gewichtige persoonlijke redenen”. Dus de reden moet zeer belangrijk persoonlijk zijn. De wet zegt niet “gewichtige of persoonlijke redenen”. In dat laatste geval zou een faillissement als gewichtige reden kunnen gelden.
Bijkomend rijst dan nog de vraag, indien de werkwijze van de curator gevolgd wordt, of artikel 135, § 2 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 3:66, § 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen betreffende het op de hoogte stellen van de Hoge Raad van de Economische Beroepen / het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren van toepassing blijft. Men meent van wel aangezien de tekst zegt “de gecontroleerde vennootschap en de commissaris”. Wat de gecontroleerde vennootschap betreft, lijkt dat dit de curator zal moeten doen.
Als antwoord op de eerste vraag verwijst het ICCI naar de conclusies van de Juridische Commissie omtrent het al dan niet verplicht ontslag van de commissaris in het kader van het faillissement van de gecontroleerde vennootschap:
“Bij wijze van conclusie kan het volgende worden gesteld: waar eenparig wordt aangenomen dat het faillissement enerzijds de curator machtigt om een einde te stellen aan de overeenkomst en anderzijds de commissaris machtigt om zijn ontslag in te dienen, pleit de meerderheid van de rechtsleer zelfs voor de onmiddellijke stopzetting van rechtswege van het mandaat dat zonder voorwerp is geworden.”.
Meer informatie daaromtrent is te vinden in punt 6.7. van de IBR-studies 2004, De vennootschap en haar commissaris – praktische toepassingsgevallen (p. 72).
Op de tweede vraag gaat het ICCI akkoord met het standpunt, aangezien de curator belast is met het beheer en de vereffening van de failliete boedel (art. 27 e.v. van de faillissementswet van 8 augustus 1997). Derhalve is het ICCI van oordeel dat deze curator bevoegd is om de Hoge Raad van de Economische Beroepen / het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren op de hoogte te stellen van het ontslag van de commissaris, in naam van de gecontroleerde vennootschap (zoals gestipuleerd in art. 135, § 2 W. Venn / art. 3:66, § 2 WVV.).