25 augustus 2014
Kan het ICCI een duidelijke visie geven omtrent de hieronder geschetste situatie?
Bedrijfsrevisoren krijgen de opdracht het verslag uit te brengen in het kader van artikel 181, § 1 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 2:71, § 1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bij het voorstel van ontbinding van bepaalde vennootschappen. Recentelijk uitgebreid met de verklaring voorzien in het artikel 184, § 5, 2° W. Venn. / artikel 2:80, 2° WVV, inzake de terugbetaling van de schulden of consignatie voor de terugbetaling van schulden, indien men tot de ontbinding/vereffening in één akte zou willen overgaan.
In TAA van januari 2013 is er reeds het artikel verschenen handelende over de “Wijziging wet vereffeningsprocedure” van de heren Lieven ACKE en Steven DE BLAUWE, waarin men veeleer de stelling aanneemt de schulden aan derden weg te werken vóór het opstellen van de staat. Ook ten aanzien van de schulden aan de vennoten of aandeelhouders menen de auteurs dat voorafgaandelijke voldoening of consignatie zou dienen te geschieden. Het artikel sluit af met een “update notie passiva” welke afsluit met een laatste paragraaf bevattende de suggestie: “Dit zou onder meer betekenen dat ook bij een deficitaire vereffening (netto - passief) waarbij de vennootschap over onvoldoende liquide middelen beschikt om de schulden aan de vennoten terug te betalen, deze vennootschap toch in één akte zou kunnen ontbonden en vereffend (althans mits werd voldaan aan voornoemde cumulatieve voorwaarden)”.
In de informele nota’s in kringen van het notariaat, zou ook worden gesteld dat de “vennoten” niet onder “derden” worden begrepen. Men verwijst er ook op dat voor de ontbinding/vereffening in één akte vereist is volgens artikel 184, § 5, 3° / artikel 2:80, 3° W. Venn. alle aandeelhouders aanwezig moeten zijn en dienen met eenparigheid te besluiten en aldus sowieso kunnen beslissen over het lot van hun eigen gedane voorschotten aan de vennootschap. Waardoor dus schulden aan vennoten niet als schulden aan derden zouden dienen aangemerkt voor deze procedure.
Het valt echter op dat de recente gezamenlijke nota van KFBN, IAB en IBR: “De ontbinding en vereffening in één akte” met geen woord rept over de problematiek: schulden van derden, met eventuele uitsluiting schulden aan vennoten.
Het verslag van de beroepsbeoefenaar voorzien bij artikel 181, § 1 en artikel 184, § 5 W. Venn. / artikel 2:71, § 2 en artikel 2:80 WVV komt bovendien ook voor de algemene vergadering van de vennoten die eventueel éénparig kunnen beslissen. De vraag stelt zich of de beroepsbeoefenaar zomaar over die schulden van de vennoten kan stappen.
Als antwoord op uw vraag kunnen wij u mededelen dat de wetgever bij wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (BS 25 april 2014) [1], de notie “schulden” van artikel 184, § 5, 2° van het Wetboek van vennootschappen / artikel 2:80, 2° van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen heeft verduidelijkt. Als gevolg van deze wetswijziging leest artikel 184, § 5 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 2:80 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen als volgt:
“§ 5. Onverminderd artikel 181, zijn een ontbinding en vereffening in één akte slechts mogelijk mits naleving van de volgende voorwaarden:
1° er is geen vereffenaar aangeduid;
2° alle schulden ten aanzien van derden zijn terugbetaald of de nodige gelden om die te voldoen werden geconsigneerd;
3° alle aandeelhouders of vennoten zijn op de algemene vergadering aanwezig of geldig vertegenwoordigd en besluiten met eenparigheid van stemmen.
Indien een verslag moet worden opgemaakt door een commissaris, een bedrijfsrevisor of een externe accountant overeenkomstig artikel 181, § 1, derde lid, maakt dit verslag melding van deze terugbetaling of consignatie in zijn conclusies.
De terugname van het resterend actief gebeurt door de vennoten zelf.” /
“Onverminderd artikel 2:71, zijn een ontbinding en de sluiting van de vereffening in één akte mogelijk met naleving van de volgende voorwaarden:
1° er wordt geen vereffenaar benoemd;
2° alle schulden ten aanzien van vennoten of aandeelhouders, of derden zoals vermeld in de staat van activa en passiva bedoeld in artikel 2:71, § 2, tweede lid, zijn terugbetaald of de nodige gelden om die te voldoen werden geconsigneerd; de commissaris of, als er geen commissaris is, de bedrijfsrevisor of externe accountant die overeenkomstig artikel 2:71, § 2, derde lid, een verslag opmaakt, bevestigt deze betaling of consignatie in de conclusies van zijn verslag; de terugbetaling of consignatie is evenwel niet vereist voor wat betreft de schulden aan aandeelhouders, vennoten of derden wiens schuldvordering is opgenomen in de staat van activa en passiva bedoeld in artikel 2:71, § 2, tweede lid, en die schriftelijk hebben bevestigd in te stemmen met de toepassing van dit artikel; de commissaris of, als er geen commissaris is, de bedrijfsrevisor of externe accountant die overeenkomstig artikel 2:71, § 2, derde lid, een verslag opmaakt, bevestigt dit schriftelijk akkoord in de conclusies van zijn verslag;
3° de algemene vergadering van vennoten of aandeelhouders beslist tot de ontbinding en de sluiting van de vereffening in één akte:
a) mits unanieme instemming van alle vennoten in een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap;
b) of mits eenparigheid van stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde aandeelhouders voor zover zij, in een besloten of coöperatieve vennootschap, ten minste de helft van het totaal aantal uitgegeven aandelen vertegenwoordigen of, in een naamloze vennootschap, ten minste de helft van het kapitaal.
De terugname van het resterend actief gebeurt door de vennoten zelf.”.
Hieruit blijkt dus dat de wetgever de voormalige tweede voorwaarde “er zijn geen passiva” heeft verfijnd [2] en verduidelijkt door te stellen “alle schulden ten aanzien van derden zijn terugbetaald of de nodige gelden om die te voldoen werden geconsigneerd”.
In de memorie van toelichting bij desbetreffende wet van 25 april 2014 expliciteert de wetgever dat door de verwijzing naar schulden t.a.v. derden vermeden wordt dat een rekening-courant t.a.v. een vennoot (die krachtens de derde voorwaarde sowieso met de beslissing instemt) een obstakel vormt [voor de ontbinding en vereffening in één akte] [3].
Bijgevolg is het ICCI van oordeel dat de wetgever, althans vanaf de wetswijziging van 25 april 2014, een ontbinding en vereffening in één akte mogelijk maakt indien wordt voldaan aan de verfijnde cumulatieve voorwaarden van het gewijzigd artikel 184, § 5 van het Wetboek van vennootschappen / artikel 2:80 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, zodat een rekening-courant ten aanzien van een vennoot voortaan geen obstakel meer zou vormen voor deze procedure.
Ook in de rechtsleer wordt dit bevestigd, meer bepaald in het tijdschriftartikel van E. Spruyt, “Turbo‑liquidaties: niet alle vragen opgelost sinds herschrijven voorwaarden”, Fiscale actualiteit 2014, afl. 23, p. 1-6. Hierna volgt een uittreksel uit dit artikel:
“Sinds de herschrijving van artikel 184, § 5 W. Venn. door de wet van 25 april 2014 staat nu duidelijk in de wet dat enkel schulden t.a.v. derden bedoeld zijn. Alleen voor schulden t.o. derden geldt dus de voorwaarde dat ze er niet mogen zijn of dat ze vóór het in ontbinding gaan – lees: vóór opmaak van het deskundigenverslag – betaald moeten zijn of geconsigneerd.
Volgens de voorbereidende werken vormen schulden jegens aandeelhouders of vennoten geen probleem. (…)
Dus belet bv. het bestaan van een rekening-courantschuldvordering van een aandeelhouder/vennoot de toepassing van de eendagsprocedure niet en mag zo’n schuld uit de staat van actief en passief blijken (en hoeft zo’n schuld ook niet terugbetaald te zijn alvorens de notariële ontbindingsakte wordt getekend). Het kan ook gaan om een intra-groepsschuld. Althans, naar ons oordeel mits de andere vennootschap-schuldeiser tevens aandeelhouder of vennoot is van de vennootschap die in ontbinding zal worden gesteld (bv. de moeder-hoofdaandeelhouder).”
Voor meer informatie omtrent de voornaamste aandachtspunten bij de procedure van de ontbinding en vereffening in één akte, inclusief een praktisch stappenplan voor de concrete toepassing van deze wetsbepaling, verwijzen wij naar het gemeenschappelijk bericht IBR-IAB-KFBN, raadpleegbaar op de website van het IBR: https://sfprod.ibr-ire.be/nl/homepagina/bericht-ontbinding-en-vereffening-in-n-akte-gemeenschappelijk-bericht-ibr-iab-kfbn..
De terugbetaling of consignatie is evenwel niet vereist (zie laatste zin art. 2:80, 2°).
[1] De datum van inwerkingtreding van desbetreffende wetswijziging is 24 mei 2014.
[2] Deze verfijning van de wettekst (tweede voorwaarde) volgt op de aankondiging van de minister van Justitie hieromtrent in de Kamercommissie voor Justitie. (Cf. Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de minister van Justitie Annemie Turtelboom over “artikel 184, § 5 van het Wetboek van vennootschappen” (nr. 14529), Hand. Kamer, 2012-13, 12 december 2012, nr. CRIV 53 COM 620, p. 27-28, https://www.dekamer.be/doc/CCRI/pdf/53/ic620.pdf). Het door u aangehaalde tijdschriftartikel in TAA nr. 37 van januari 2013 verwijst trouwens eveneens reeds naar desbetreffend ministerieel antwoord (cf. kader p. 32: “update notie passiva” en de verwijzing daarnaar op p. 30, tweede kolom). Op het tijdstip van publicatie van het tijdschriftartikel was de wetswijziging van 25 april 2014 toen echter nog niet bestaand.
[3] Cf. MvT wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, Parl.St. Kamer, 2013-14, nr. 3149/001, p. 92, http://www.dekamer.be/FLWB/pdf/53/3149/53K3149001.pdf.