30 oktober 2008

Wordt de bedrijfsrevisor belast met de waardering ingeval van een inbreng in natura bij de oprichting van een BVBA?

 

De bedrijfsrevisor wordt door artikel 219, § 1, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen / artikel 5:7, § 1, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet belast met de waardering.

 

“(…) De revisor maakt een verslag op, inzonderheid over de beschrijving van elke inbreng in natura en over de toegepaste waarderingsmethoden. Het verslag moet aangeven of de waarden waartoe deze methoden leiden, ten minste overeenkomen met het aantal en de nominale waarde of, bij gebreke van nominale waarde, de fractiewaarde van de tegen de inbreng uit te geven aandelen.” /

(...) De bedrijfsrevisor maakt een verslag op waarin hij de door de oprichters gegeven beschrijving van elke inbreng in natura, de toegepaste waardering en de daartoe aangewende waarderingsmethodes onderzoekt. Het verslag moet aangeven of de waarden waartoe deze methodes leiden, ten minste overeenkomen met de waarde van de inbreng die in de akte wordt vermeld. Het vermeldt welke werkelijke vergoeding als tegenprestatie voor de inbreng wordt verstrekt.”.

 

De waardering gebeurt door de inbrengers en de bedrijfsrevisor beschrijft de toegepaste waarderingsmethoden. Indien de inbrengers niet akkoord gaan met de besluiten van de bedrijfsrevisor voorziet hetzelfde wetsartikel dat zij, in hun bijzonder verslag, verklaren waarom ze afwijken van de besluiten van de revisor. Met andere woorden de bedrijfsrevisor licht de partijen in, maar de inbrengers zijn volkomen vrij om af te wijken van het standpunt van de bedrijfsrevisor.

 

Een clausule zoals: “alle niet in huidig verslag opgenomen schulden blijven persoonlijk aan de inbrenger” schept zekerheid over welke schulden precies in de vennootschap worden ingebracht.